276
den moet ook de aard en de omvang van ieders recht vermelden. Het
opmaken van deze lijst geschiedt natuurlijk aan de hand van de
kadastrale gegevens, waarvan slechts zal worden afgeweken voorzover
de onjuistheid ervan bekend is. Deze lijst van rechthebbenden en het
register van de uitkomst der schattingen worden ter inzage gelegd en
zij worden onaantastbaar, voorzover daartegen niet tijdig bezwaren
worden ingediend. De lijst van rechthebbenden, eenmaal vastgesteld,
is dus ook bindend met betrekking tot de omvang van de daarop ver
melde rechten. Nu vraag ik mij af, of dit laatste wel billijk is. Kan
men inderdaad van alle eigenaren en overige rechthebbenden ver
langen, dat zij zich vergewissen niet slechts of hun recht op de lijst
is vermeld, maar ook of de vermelding van de omvang van de hun
toebehorende of met hun recht bezwaarde percelen juist is? Kan men
inderdaad van de boeren eisen dat zij zelf controleren of de grootte
van hun land overeenkomt met hetgeen in de kadastrale registers op
hun naam staat?
In deze kring is al eens bezwaar gemaakt tegen het verlies van
rechten waartoe een ruilverkaveling kan leiden. Ik vraag mij af, of
te dezen niet nog onderscheid moet worden gemaakt tussen hen wier
recht in het geheel niet op de lijst van rechthebbenden is vermeld en
degenen die wel op die lijst staan, maar voor een grootte die afwijkt
van hetgeen zij werkelijk bezitten. Het is toch meen ik zo, dat juist in
de gebieden waar ruilverkavelingen plaats vinden, de kadastrale groot
ten in verscheidene gevallen in min of meer belangrijke mate afwijken
van de werkelijke omvang der afzonderlijke eigendommen.
Dat het gevaar van onverhoeds verlies van een strook grond niet
denkbeeldig is, blijkt uit een recent arrest van het Gerechtshof te
Arnhem, gewezen op 17 nov. 1953. Na het publiceren van de lijst van
rechthebbenden had een boer een strook van de grond, bij zijn buur
man in gebruik, in bezit genomen, omdat die strook op de overeenkom
stig de kadastrale gegevens opgemaakte lijst als deel van zijn land was
vermeld. Begrijpelijkerwijs had de buurman hiertegen bezwaar. Hij
vorderde de strook terug, stellende dat hij door verjaring daarvan eige
naar was geworden. Hij werd toegelaten tot het bewijs van deze eigen-
domsverkrijging, maar het Hof legde in het keurig gemotiveerde arrest
uitdrukkelijk vast, dat ook al zou hij slagen in dat bewijs, hij niettemin
in de ruilverkaveling slechts voor het op de lijst van rechthebbenden
vermelde oppervlak zou meedelen, en dat hij dus door de overschrijving
van de akte van ruilverkaveling de eigendom van de strook zou ver
liezen. Waarschijnlijk zal ook de Hoge Raad in dit geschil een beslis
sing geven.
Het lijkt mij wenselijk, dat ook U zich nogmaals over deze kwestie
beraadt, daar het ontwerp voor de nieuwe Ruilverkavelingswet daar
omtrent dezelfde regeling bevat als de thans geldende wet.
Wie de rechtspraak nagaat, bemerkt dat onduidelijke grenzen tot zeer
hevige twisten kunnen leiden, maar ook tot uit juridisch oogpunt zeer
merkwaardige situaties. Mijn tijd is beperkt, maar één zeer uitzonder-