279 na verloop van tijd tot een geldige hypotheek leidt. Ik betwijfel of de rechtszekerheid, ter bevordering waarvan de verjaring dient, hiermede werkelijk is gebaat. De gedachtengang van de ontwerper is kennelijk geweest, dat er niet voldoende reden is onderscheid te maken tussen de voorschriften inzake de vestiging van hypotheek en die over de vestiging van andere zake lijke rechten en de levering van onroerende goederen. Men kan hier mee instemmen, al zijn de huidige verschillen, naar boven bleek, wel verklaarbaar. En de vraag rijst dan toch, of men niet beter over de gehele linie de huidige regeling voor hypotheek had kunnen volgen, dan omgekeerd de regeling voor hypotheek te conformeren aan die voor de overige rechten op onroerend goed. Boven bleek, dat de rechter thans in het algemeen tot billijker resultaten komt als hij meer waarde hecht aan de feitelijke omschrijving in een koopakte dan aan de ka dastrale gegevens. De wetgever zou derhalve verkeerd doen, indien hij aan de kadastrale aanduiding in koopakten grotere betekenis zou gaan toekennen Maar dit zou wel mogelijk zijn, indien tevens voorschrif ten zouden worden vastgesteld over de opmeting van verkochte goe deren. En men dient goed te beseffen, dat de hypotheek haar grote en zegenrijke rol in het kredietwezen slechts kan blijven vervullen, als zij de grootst mogelijke zekerheid biedtdaarvoor is nodig dat zo goed als nooit onzekerheid mogelijk zij omtrent de vraag waarop zij rust. Zo is het onder de huidige regeling. En nu men het kadaster heeft en dit ten koste van millioenen guldens per jaar bijhoudt en verbetert, nu lijkt het toch zonderling dat men van deze van dag tot dag beter wordende administratie van de bodem het gebruik niet dwingend voorschrijft. De plicht van de notarissen om de kadastrale nummers in de akten te vermelden is nuttig, maar niet afdoende. Ook andere voor het onroerend goed van belang zijnde stukken, met name vonnissen, zullen in de registers een plaats krijgen. Voor deze stukken geldt natuurlijk niet het voorschrift van de Wet op het Notarisambt. Of het ontwerp mogelijk maakt dat de rechters bij algemene maatregel van bestuur verplicht zullen worden in hun vonnissen de kadastrale nummers te vermelden, is dubieus. Wat hiervan zij, gewichtige voorschriften betreffende de vestiging van hypotheken en de levering van onroerend goed behoren in het burgerlijk wetboek zelf en, voorzover het vonnissen betreft, in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering te worden geregeld, maar niet in een wet, houdende organisatie van het notarisambt. In herinnering moge worden gebracht, dat de Hoge Raad reeds meer dan honderd jaar geleden overwoog „dat het van het grootste gewicht voor het algemeen belang is, dat het juiste kadastrale nummer en geen ander in een voor in- of overschrijving bestemde acte worde aangeduid, zon der welke juiste aanduiding in hypothecaire verbanden en soortgelijke i) In dezelfde zin C. J. Kluvers in zijn preadvies voor dit congres, getiteld: Moet bij een hermeting al dan niet worden gedelimiteerd(Congresboekje N.L.F. 1954, bh- 61).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 17