280
belangrijke acten de grootste onzekerheid zoude geboren worden en
zulks tot oneindige verwarringen aanleiding zoude geven" (H.R.
23 febr. 1844, W. 481). Indien dit juist is, dan behoort het wetboek
zelf hiervoor de nodige waarborgen te scheppen.
Wat het ontwerp-Meijers verder betreft, in diverse bepalingen tracht
dit de bezwaren van het in beginsel gehandhaafde negatieve stelsel te
ondervangen door een vérgaande bescherming van derden te goeder
trouw. Niet alleen feiten die in de registers moeten worden ingeschre
ven, maar ook de zodanige die daarin kunnen worden ingeschreven,
zoals erfopvolgingen, zal men niet kunnen tegenwerpen tegen derden
die daarvan onkundig zijn, indien men die inschrijving achterwege
heeft gelaten. Hierbij is een uitzondering gemaakt voor feiten, waar
voor nog een andere wijze van openbaarmaking is voorgeschreven.
Ook geeft het ontwerp aan ieder die beweert enig recht op een
registergoed te hebben, de bevoegdheid alle belanghebbenden te doen
oproepen om dat recht te doen erkennen. Wordt de eis toegewezen en
het vonnis ingeschreven in de registers, dan wordt vervolgens ieder
die te goeder trouw dat recht krachtens koop of soortgelijke titel ver
werft, beschermd. Door middel van zulk een rechtsvordering kan men
dus aan zijn inschrijving in het register de kracht geven die deze in
het positieve stelsel heeft. Ook hij die beweert recht te hebben op een
deel van een bij een ander in bezit zijnd onroerend goed, zal een derge
lijke actie kunnen instellen.
Merkwaardig is ook, dat als de bescherming van derden te goeder
trouw ten gevolge heeft, dat iemand buiten zijn schuld een recht op
een registergoed verliest, deze persoon vorderen kan, dat de Staat
hem volledig schadeloos stelt. Zulk een staatsgarantie vindt men ook
in enkele andere landen, waar het positieve stelsel van kracht is, veelal
in de vorm van een speciaal assurantiefonds, gevormd uit de rechten
verschuldigd voor inschrijvingen in het register.
De bezitter te goeder trouw van een registergoed, dus ook van een
onroerend goed, zal dit goed in eigendom verkrijgen door een onafge
broken bezit van 10 jaar. Ten aanzien van het bezit van registergoe-
deren bestaat evenwel geen goede trouw zonder inschrijving van een
aan dit bezit beantwoordende titel van rechtsverkrijging in de daartoe
bestemde openbare registers (art. 3.4.3.1). Als mijn eerste indruk
juist is bij een zo omvangrijk en moeilijk ontwerp als het onder
havige is een krachtig voorbehoud noodzakelijk volgt uit deze be
paling, dat bij verkoop van een goed waarvan in de akte niet alle
kadastrale nummers zijn vermeld, de koper t.a.v. de strook buiten het
in de akte genoemde perceel steeds geacht moet worden te kwader
trouw te zijn, een fictie die veelal weinig met de werkelijkheid in
overeenstemming zal zijn. Het lot van zulk een koper wordt echter
verzacht doordat volgens het ontwerp (art. 3.11.10) alle rechtsvorde
ringen, dus ook de revindicatie, in 20 jaren verjaren. En verjaring
van de revindicatie maakt ook een bezitter te kwader trouw tot eige
naar. Tenminste, dit staat in één van de artikelen van de afdeling
van het ontwerp over de verkrijging door verjaring (art. 3.4.3.8),