281 maar uit de toelichting op de afdeling over de openbare registers valt af te leiden, dat een aldus verkregen eigendomsrecht eerst tegen derden zal werken, nadat de rechthebbenden volgens het register persoonlijk en alle andere belanghebbenden bij openbare oproeping zijn gedagvaard om te horen verklaren, dat de eiser dit eigendomsrecht toekomt en een daarna verkregen, voor de eiser gunstig vonnis in de openbare registers is ingeschreven. Als ik goed zie, maakt dit alles de verkrijging door verjaring van een grensstrook die men met zijn land als één geheel gebruikt, bijzonder moeilijk. Daartegenover staat, dat elke bezitter vermoed wordt rechthebbende te zijn zolang het tegendeel niet is bewezen, waardoor in grensgeschil len de positie van degene die de betwiste strook onder zich heeft, ver sterkt wordt. Tegen derden heeft bovendien elke bezitter gedurende een jaar dezelfde rechtsvorderingen als de eigenaar. Het zijn maar enkele aanhalingen uit een zeer veelomvattend ont werp. Men krijgt de indruk, dat bij de samenstelling daarvan tot dusver weinig aandacht is geschonken aan de problemen die hier vandaag aan de orde zijn. Wellicht bevat het nog te publiceren boek over het zaken recht te dien aanzien de nodige verrassingen. Wat thans gepubliceerd is, is nog niet volledig bevredigend. Het is toch in ons land, evenals in vele andere landen, zo dat geschillen omtrent de vraag of de één dan wel de ander eigenaar is van een onroerend goed, zelden voorkomen en dat verreweg de meeste geschillen omtrent de eigendom geschillen over grensstroken zijn. Nu bevat het nieuwe wetboek een zeer uitvoerige en doordachte regeling om met behoud van het negatieve stelsel toch zo veel mogelijk zekerheid te scheppen omtrent de subjectieve zijde van de eigendom, omtrent de vraag dus wie eigenaar is, maar het bevat tot dusver niets ter verhoging van de voor de praktijk veel belangrijker zekerheid omtrent de omvang van ieders recht. Wellicht komt dit, om dat de eerste vraag bij de juristen sinds jaar en dag in het brandpunt van de belangstelling heeft gestaan, daar zij aanleiding geeft tot be roemde en veelomstreden problemen als dat van de abstracte of causale levering en dat van positief of negatief stelsel van eigendomsover dracht. De voor de praktijk belangrijker vraag, hoe zekerheid kan worden verkregen omtrent de grenzen van de eigendommen, is, waar schijnlijk door haar veel meer technisch dan juridisch karakter, steeds op de achtergrond gebleven. Wie aan de praktische behoeften van het rechtsleven wil tegemoetkomen, zal echter naar mijn mening in de eerste plaats moeten trachten zo groot mogelijke zekerheid omtrent de identi teit, dus omtrent de grenzen, van onroerende zaken te scheppen. Welke verlangens naar verbetering zijn er nu over deze materie te uiten Ik acht mij niet competent daarover een oordeel uit te spreken. Het lijkt mij echter verre van praktisch hoge eisen te stellen. Grote veranderingen zullen wel niet zijn te verwezenlijken. Er zit geen politieke kant aan deze materie en dan lopen een minister en de volks vertegenwoordiging niet spoedig warm. Voorts is deze stof bijzonder

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 19