287
het spoor bewaren van alle eigenaars door welker handen een vast
goed opvolgelijk gegaan is.
Op mij maken deze schone bepalingen de indruk geschreven te zijn
om de fiscale pil, die het publiek te slikken zou krijgen, enigszins te
vergulden. Immers het kadaster, opgemaakt volgens de voorschriften
van de Recueil méthodique is, daar het moest dienen voor de heffing
van een grondbelasting waarvoor in het algemeen de aard der be
bouwing als grondslag diende, in beginsel een kadaster van cultuur
percelen. Het kadastrale perceel heeft hier slechts fiscaal-administra
tieve betekenis nl. voor het daarbij aantekenen van de voor de grond
belasting van belang zijnde gegevens. De bewaring van het kadaster
(nog geheel afgescheiden van de bewaring van de hypothekenwas
een belastingkantoor. Toch is het zeer wel mogelijk, dat de zojuist
aangehaalde artikelen van invloed zijn geweest op het ontwerpen van
de boekhouding met het oog op het nieuwe hypothecaire stelsel (waar
onder te verstaan „stelsel van openbaarheid ten aanzien van de rechten
op onroerend goed", zie Verslag Staatscommissie 1906), zoals dit in
ons in 1838 ingevoerde B.W. zou worden neeergelegd.
Na 1820 volgen een aantal wetten en besluiten, die van grote invloed
zijn geweest op de betekenis die de kadastrale aanduiding voor het
verkeer in onroerend goed heeft gekregen.
ie. Die, waarbij het publiciteitsbeginsel werd uitgebreid.
Onder vigeur van de Code civil was een eigendomsoverdracht tot
stand gekomen met het sluiten van de overeenkomstoverschrijving
van de akte in openbare registers was niet nodig. Deze was alleen
voorgeschreven voor hypotheken en schenkingen. Artikel 3 van de fis
cale wet van 3 januari 1824 bepaalde: „Alle acten na de invoering
dezer wet verleden en overgang van onroerende goederen onder de
levenden medebrengende, zullen binnen twee maanden na den laatsten
dag van de termijn voor de registratie bepaald, ten kantore van de
bewaring der hypotheken in welks ressort het goed is gelegen, moeten
worden overgeschreven."
Artikel 17 van de wet van 16 juni 1832 breidde de verplichting tot
overschrijving nog verder uit; dit artikel luidt:
„Aan overschrijving ten kantore der hypotheken, waaronder de goe
deren gelegen zijn, zijn onderworpen alle akten, na het inwerking
brengen dezer opgemaakt of verleden, overgang in eigendom of
vruchtgebruik van onroerende goederen inhoudendealle uitgiften in
erfpacht of opstalakten van wederinkoop, onverschillig of de weder-
inkoop vóór of na de bedongen termijn plaats hebbe; mitsgaders de
akten van afkoop van het regt van wederinkoopalle scheidingen, lici-
tatiën (veilingen), overdracht van erfpacht, afgifte van legaten, trans
actiën, verenigingen bij akten onder de levenden van het vruchtgebruik
met den eigendom, en akten onder de levenden of ter zake des doods,
waarbij goederen onder den last van teruggave zijn vermaakt; alles
voor zover de hierboven opgenoemde akten onroerende zaken ten on
derwerp hebben."