290
servituten, zakelijke rechten en beperkingen van het eigendomsrecht,
zoals erfpacht, vruchtgebruik, hypotheken op deze rechten enz. ïn
opzet ogenschijnlijk een prachtig en doeltreffend register.
Het algemeen register lijkt vrij veel op zijn voorganger het „reper
torium van hypothecaire formaliteiten^', echter met één zeer groot ver
schil: men ging de onroerende goederen omschrijven met de kadastrale
kenmerken en hierbij maakte dus de kadastrale aanduiding haar entree
in de hypothecaire boekhouding.
Ik betwijfel of men zich destijds de consequenties van het boven
staande wel heeft gerealiseerd. Misschien werden deze aangevoeld
door de leden van de Tweede Kamer, die zich verzet hebben tegen
het opnemen van de kadastrale indeling in de artikelen 1219 en 1231
B.W. Ik bedoel de consequenties met betrekking tot de veranderingen
van de kadastrale percelen.
Reeds voordat het kadaster gereed was, kwam men in aanraking met
het probleem der bijhouding. Ik kan wel zeggen dat het tot ca. 1845
(toen de tegenwoordige hulpkaart en staat nr. 75 werden ingevoerd)
heeft geduurd vóór men dit probleem geheel bevredigend had opgelost.
Men had er geen idee van, en kon dit ook moeilijk hebben, welke
veranderingen de eenmaal gereedgekomen kadastrale stukken zouden
moeten ondergaan, door mutaties in de eigendom enz. Het staat voor
mij wel vast, dat men deze heeft onderschathiervan getuigt het feit,
dat men voor elke verandering een suppletoire kaart (bijblad) ging
vervaardigen en de veranderingen in suppletoire registers (aanwijzende
tafel en legger) ging opnemen.
Aan één beginsel heeft men gelukkig de hand gehouden nl. aan het
bewaren in de kaart en later ook in de administratie van het verband
tussen de nieuwe en de vervallen grenzen en tussen de nieuwe en ver
vallen percelen.
Ik weet niet wie de ontwerper is geweest van de tegenwoordige hulp-
kaart, doch breng hem van deze plaats een eresaluut voor zijn geniale
vondst.
De bij houding van het algemeen register heeft men zich met betrek
king tot de hierboven genoemde veranderingen aanvankelijk te sim
plistisch voorgesteld. Veranderde de kadastrale aanduiding, dan ver
meldde men in de daarvoor bestemde kolom van de klapper op het
algemeen register (Hyp. nr. 69) de nieuwe en omgekeerd.
Men verving het vroegere hoofdonderscheidingsteken door andere,
die hiervoor in de plaats waren gekomen. Ik behoef U niet te zeggen
dat na enige opvolgende vernummeringen de raadpleging van het
algemeen register moeilijkheden ging opleveren. Slechts het verband
tussen de oude en nieuwe kadastrale grenzen, zoals deze in de elkaar
opvolgende kadastrale kaarten (later hulpkaarten) was neergelegd, kon
hierbij uitkomst geven. Zulks had echter tot gevolg, dat de grenzen
van de kadastrale percelen voor de in- en overgeschreven titels van
belang werden.
Waren de kadastrale grenzen tevens rechtsgrenzen, dan was hier
tegen geen bezwaar, maar gezien de wijze waarop het kadaster was