294
delimitatie" de status van het Nederlandse kadaster uit formeel juri
disch oogpunt geanalyseerd, waartegen o.a. de heer Ir. W. van Ries-
sen, candidaat-notaris, opponeerde door op de historisch gegroeide
publieke aanvaarding van dit kadaster als instituut voor de grond-
registratie te wijzen.
Het' verlossende woord in deze, naar mijn mening schijnbare, con
troverse werd tenslotte gesproken door Prof. mr. C. H. F. Polak, die
in het streven naar een zo goed mogelijk bijgehouden kadaster, ook los
van de juridische status hiervan, een belangrijk maatschappelijk
doel zag.
De reden dat dit verschil van inzicht kon rijzen tussen beoefenaren
van de kadastrale wetenschap moet, naar het mij voorkomt, voorname
lijk gezocht worden in de omstandigheid, dat van oudsher de juridische
betogen omtrent het kadaster zich afspelen in de sfeer van het privaat
recht, met name het burgerlijk recht.
In de leerboeken op dit gebied (zoals Asser, Hofmann etc.) is bij
het onderdeel Zakenrecht de privaatrechtelijke grondslag voor deze
formeel juridische opvattingen over het kadaster gelegd, terwijl ook
de auteurs van de speciale kadastrale literatuur (Soutendijk, Kluvers,
Jonas e.a.) hun beschouwingen hierop hebben gebouwd.
In dit burgerrechtelijk onderdeel van het recht vormt de bewijs
kracht van grenzen uiteraard het criterium en daardoor wordt aan het
Nederlandse kadaster de geringe betekenis toegekend, die ook de rap
porteur van bovengenoemd congres de heer J. F. Jongedijk, op blz. 5
in zijn historisch overzicht over de kadastrale grens memoreert: „ten
onrechte stelt men zoveel vertrouwen in het kadaster etc.".
Er is echter in de laatste decennia een andere tak van het recht tot
bloei gekomen nl. het administratief recht (ook wel bestuursrecht ge
noemd), dat uit een oogpunt van systematiek een onderdeel van het
publiekrecht vormt en dat „het geheel der regelen betreffende de wijze
waarop de bestuursorganen van de staat en de zelfstandige gemeen
schappen daar binnen hun taak vervullen" omvat. Aldus luidt de om
schrijving van deze wetenschap in het voorwoord bij de eerste uitgave
(1932) van het standaardwerk1) op dit gebied Nederlands Bestuurs
recht. Dit samenvattende werk is in 1953 opnieuw onder redactie van
verschillende hoogleraren verschenen en bestaat thans uit een algemeen
deel (bewerkt door Prof. mr. A. M. Donner) en een bijzonder deel
(samengesteld door verschillende auteurs).
Door het bijzonder deel van deze uitgave te raadplegen krijgt men
een uitstekend overzicht van de omvang der bestuurswerkzaamheid
in de huidige Nederlandse maatschappij. In dit kader zijn met name
aan de bestuurstakenRuilverkaveling, Ruimte-ordening en volkshuis
vesting, Wederopbouw en Waterstaat uitvoerige beschouwingen gewijd.
Het kadaster heeft een dubbele bestuurstaak; enerzijds ten dienste
1) Behalve de werken van Prof. dr. G. A. van Poelje, Prof. R. Kranenburg
e.a,, moeten ter oriëntering op dit gebied nog genoemd worden de Geschriften,
die door de Vereniging voor Administratief Recht sinds haar oprichting in 1939
zijn gepubliceerd.