302 ten worden verkregen uit een langs fotogrammetrische weg verkregen kaart". Dit is wel iets anders dan spreken van een tweede-rangs-methode, vooral als men voor ogen houdt, dat de bedoelde scriptie handelt over de waarde van de kadastrale aanduiding in het rechtsverkeer, waarbij het dus om grensrecht gaat. Voorts haalde ik een artikel van Rieuwerts de Vries aan (T. v. K. en L. 1923, blz. 58 e.v.) „dat op een luchtphotographie van den bodem, de natuurlijke (waaronder ik wil verstaan de op het terrein aanwezige) perceelscheidingen alleen dan met voldoende nauwkeurig heid en scherpte worden weergegeven, wanneer zij bestaan uit open, d.w.z. niet door boomen, struik- of rietgewas aan 't oog onttrokken en behoorlijk met water gevulde sloten en dat alle andere terreinkenmer- ken, als heggen, wallen, houtwallen, schuttingen, muren, droge slooten, greppels, kielspitten en dergelijke grensteekens op een luchtphoto óf in t geheel niet worden weergegeven óf worden afgebeeld in zoo on zekere, vaak verdoezelde aanduiding, dat een eenigszins geloofwaardige kadastrale voorstelling van de scheiding die zij aanduiden, daaraan niet kan worden ontleend". Daarna volgt een citaat van Boer (T. v. K. en L. jg. 1928, blz. 41) „Voor het vervaardigen van kaarten op groote schaal is een dicht net van vaste punten onvoorwaardelijk noodig-. Bij de vernieuwing van het kadaster is dit net, voor de opmeting der eigendomsgrenzen, die door onzichtbaarheid of andere omstandigheden niet op de luchtfoto afgebeeld kunnen worden, bij het terreinwerk noodig. Hetzelfde geldt voor nieuwe grenzen (bijhouding)." En verder: „Rieuwerts de Vries heeft in „Fotogrammetrie", bij blad van het T. v. K. en L,. D937-1939) °P blz. 2 e.v. zijn zeer ge gronde bezwaren tegen de toepassing van de luchtfotogrammetrie op de vernieuwing van het kadaster verder ontwikkeld. Tegen de stelling van Prof. Schermerhorn„Men moet in hoofdzaak met een kaart zon der cijfers kunnen volstaan (een bewering die wel zal opgaan als men vóór alles goede, nieuwe kaarten verlangt) plaatst De Vries op blz. 6 de zijne„In een volmaakt eigendomskadaster kan men in hoofd zaak volstaan met cijfers zonder een kaart". Gebruikt men de kaart slechts als overzichtsschets en zijn alle grens- punten in coördinaten bekend, dan is op milimeterpapier aan ieder die daarom vraagt een nauwkeurige tekening van elk willekeurig eigen domscomplex te verschaffen, op de schaal die men wenst. Grensuit- zetting is met voldoende nauwkeurigheid te verrichten. Dat wordt geheel anders als men lijnen op de kaart krijgt, ontstaan uit de interpietatie van luchtfoto's met behulp van de stereoplanigraaf. Hoe weet hij die dit instrument bedient wat hij als rechtsgrens moet tekenen? Men kan hier wijzen op grillige slootkanten (waar ligt de as?), op droge sloten, waarvan het midden niet is te zien, op de scha duwwerking in de foto, die belet de juiste lijn te kiezen, op de be groeiing die de grens onzichtbaar maakt en op de nog vele andere be zwaren. Bovenal waarschuwt De Vries ervoor op blz. 10, dat men op

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 40