303 het terrein staande vaak niet weet, wat men als grens moet aannemen het stereoscopisch beeld zal hier ook geen opheldering kunnen geven. Tenslotte kiest men een lijn en brengt die op de kaart. En dan vraagt De Vries zeer terecht: „Mag het kadaster dan op eigen gezag die eigendomslijnen aanbrengen?" De delimitatie, grondpijler van de ge hele positieve specialiteit, is hier zoek! Niet op een foto, maar alleen op het terrein kunnen en willen de eigenaren aan de landmeter hun gemeenschappelijke grens aanwijzen. Geschiedt dit niet, dan zal het kadaster als bewaker van de bodemrechten een belangrijk deel van zijn waarde verliezen. Hoe moet men handelen als een op de foto goed te onderkennen hek tijdens het nemen van de foto niet op de grens stond, later verplaatst wordt en dan al of niet op de juiste grens wordt gezet? Immers de man aan de stereoplanigraaf maakt uit wat de rechts grens is Men heeft natuurlijk getracht vele van de hierboven genoemde be zwaren te ondervangen. Vaste punten en sommige onzichtbare grenzen wil men zichtbaar maken door grondtekens, tijdens de luchtopneming. De nauwkeurigheid van de kaarten kan vooraf bepaald worden, af hangende van de aard van het op te meten gebied (drie instructie- gebieden van de H.T.W.). In een slotengebied (gebied 3), met be hoorlijk zichtbare doch soms onscherpe natuurlijke scheidingen kunnen de eigendomsgrenzen met zodanige nauwkeurigheid worden bepaald, dat bij grensuitzetting op de kaart kan worden uitgepast op 20 cm nauwkeurig; de reconstructie op het terrein is dan mogelijk met een middelbare fout van 30 cm. De hedendaagse techniek schijnt dit te kunnen bereiken, wanneer de plans op schaal 1 2000 gekaarteerd worden. Deze nauwkeurigheid is voor de praktijk zeker voldoende." Tenslotte nog: „Zolang geen goede combinatie kan worden uitge dacht tussen het verkrijgen uit luchtfoto's van een in onderlinge samen hang der percelen wel zeer goede kaart, die echter geen waarborg voor afbeelding van de juiste grenzen geeft, en een langs terrestrische weg verkregen vastmeting van de door belanghebbenden aangewezen gren zen aan een meetkundige grondslag en aan andere vaste punten, zolang moet t.a.v. een positieve specialiteit, ter bevordering van de rechtszeker heid gewenst, de fotogrammetrische kaart voor het kadaster worden verworpen. Deze combinatie zal altijd te duur worden, is dus econo misch niet verantwoord. Men heeft immers in ons dichtbevolkte land geen grote lappen grond meer, waar slechts sloten de afscheidingen vormen. Overal waar wegen en dijken zijn treft men huizen met tuinen, erven e.d., die even zovele niet op de foto te definiëren eigen domsgrenzen meebrengen, waarvoor dus bijmeting nodig is. Ongetwijfeld biedt deze kaart voor topografische opnemingen zeer grote voordelende ruilverkaveling (voor wie de oude toestand niet zo nauwkeurig gekend behoeft te worden) kan er voor haar overzichts- en grondplans veel profijt van trekken, voor het kadaster deugt zij niet. Deze mening komt niet voort, zoals Schermerhorn, T. v. K. en L. 1934 blz. 180, het aanduidt, uit een afkeer tegen het grafische werk en een voorliefde voor het verzamelen van meetcijfers. Zij volgt logisch

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 41