304
VERSCHILLENDE ONDERWERPEN
Bij een afscheid
uit de overwegingen hierboven ontwikkeldeen kadastraal perceel
heeft slechts dan waarde als positieve aanduiding in het rechtsverkeer
t.a.v. onroerend goed, als de begrenzing ervan door de eigenaren zelf
is geconstateerd en aangewezen aan de landmeter."
Tot zover de scriptie; men oordele zelf of hieruit de in de aanvang
dezes becritiseerde conclusie van Witt mag volgen.
Uit de lezing van Dr. Harry (T. v. K. en L. jg. 1953, blz. 280 en
281) blijkt, dat thans de ontwikkeling van de fotogrammetrie zover is
gevorderd, dat ook betrouwbare kaarten op schaal 1 1000 langs foto-
grammetrische weg vervaardigd kunnen worden. Doch begroeiing en
schaduwwerking blijven in vele gevallen de oorzaak, dat de grenzen
worden onttrokken aan het oog van de camera. Dus blijft de grote
vraag: is de fotogrammetrische opneming goedkoper, als toch zeer
uitvoerige terrestrische bijmeting moet geschieden, teneinde op de
foto en ook op het terrein onzichtbare rechtsgrenzen op de kaart te
kunnen voorstellen?
En ook de aanwijzing door belanghebbenden van hun gemeenschap
pelijke rechtsgrenzen (en van alle!) is onmisbaar, wanneer men rechts
grenzen wil kadastreren.
Hoe ver men ook met het signaleren (zichtbaar maken uit de lucht)
van grenspunten wil gaan, de kwestie blijft: is het op de foto opge
nomen punt wel het juiste aangewezen grenspunt, immers de op „aan
gewezen" grenspunten geplaatste merkschijven kunnen vóór de op
neming zijn verplaatst. En ook kan men zich in de identificatie van
een grenspunt op de foto vergissen.
Zolang t.a.v. al deze punten geen bevredigende oplossing is gevon
den, is het nut van de fotogrammetrie voor het grensrecht nog enigs
zins twijfelachtig. Het gaat niet om het vertrouwen, dat de grondeige
naar in deze moderne „meet"-techniek stelt, maar of het kadaster in
staat is zonder fouten de aanwijzing van partijen in kaart te brengen
en of het de aangewezen grenzen later desgewenst met redelijke nauw
keurigheid kan reconstrueren op het terrein.
De rechter in een grensproces moet de overtuiging hebben, dat
steeds een door belanghebbenden vroeger als rechtsgrens aangewezen
scheiding nauwkeurig als kadastrale perceelsgrens is vastgelegd door
het kadaster en door deze dienst zo nodig op het terrein weer kan
worden aangegeven.
Het is niet algemeen gebruikelijk, dat van de pensionering van een
onzer leden op deze wijze in het tijdschrift melding wordt gemaakt.
De redactie achtte dit echter wenselijk bij het afscheid op 1 november
1.1. van de heer Von Fr ij tag Drabbeals directeur van de Topo-