311
P. de Groot verschijnt ook niet zelf om aanwijzing van de grens
tussen E 314 en 315 te doen; hij laat dit aan zijn huurder Visser
over, die volgens aantekening op het hermetingsveldwerk tezamen met
de vertegenwoordiger van het kerkbestuur als grens tussen de nummers
314 en 315 aanwijst het midden van de aan de N.zijde ter plaatse aan
wezige sloot en het verlengde daarvan, tot aan de weg.
In 1930 beëindigt het kerkbestuur de huurovereenkomst met Visser
inzake het W.deel van nr. 315 en verkoopt bij akte, in sept. 1930
overgeschreven in deel 410 nummer 16, een strook van 10 m breedte,
gemeten uit de grens tussen de nrs. 314 en 315, over de gehele diepte
van nr. 315, zijnde het meest W. gedeelte van nr. 315. Koper is A. de
Vries, die op het gekochte een huis sticht en zijn terrein afrastert als
in fig. 3 is aangegeven.
In 1932 kopen J. de Haan en R. Mulder tezamen van de kerk een
perceel breed 20 meter, gemeten uit de O.grens van het bij akte 410/16
door De Vries gekochte, uitmakende een W. gedeelte van het perceel
E 315. Akte overgeschreven in juli 1932, deel 420, nummer 27.
Op dit laatstgenoemde perceelsgedeelte stichten De Haan en Mulder
een dubbel woonhuis. Bij onderhandse akte van scheiding, overge
schreven april 1933 in deel 423 nr. 93, wordt aan De Haan toegeschei
den een O.helft (huis, schuur en erf) en aan Mulder de W.helft (huis,
schuur en erf) van het bij akte 420/27 gekochte terrein.
Mulder belast zijn gedeelte (perceel 315 ged.), aangeduid met de
omschrijving uit de scheidingsakte, met een hypotheek groot 4000 ten
behoeve van de Boerenleenbankborderel ingeschreven in deel 392
nummer 14 op 14 juni 1933.
In sept. 1933 verschijnt de landmeter op het terrein om ambtshalve
opmeting te verrichten van de akteposten inzake de akten 410/16,
420/27 en 425/95. Hij ontvangt van de belanghebbenden de inlichtingen,
zoals die hierboven zijn weergegeven. Hij vormt de percelen nummers
628 t/m 631, die evenals nummer 314 geheel door solide afscheidingen
zijn omgeven (zie fig. 3). Alle betrokkenen verstrekken aanwijzing van
deze op het terrein aanwezige afgrenzing. P. de Groot is niet aanwezig.
Mulder blijkt echter te wonen niet in het westelijke huis van het
dubbele pand, doch in het oostelijke, en verklaart dat de tenaamstelling
moet geschieden conform de bezitstoestand, hetgeen De Haan beaamt.
De landmeter redresseert de N.- en de O.grens van nr. 314, be
nevens de N.grens van nr. 315.
De percelen nrs. 628 t/m 630 hebben alle drie een breedte van 10
meter.
Vraag 1. Acht U dit redres juist of niet? Beknopt doch duidelijk
dient Uw mening te worden gemotiveerd.
Vraag 2. Wat moet er eventueel gebeuren om de tenaamstellingen
in overeenstemming met de bedoeling en de wens van partijen te
brengen
Indien U het toegepaste redres juist acht, zijn minder rechtshande
lingen vereist dan in het tegenovergestelde geval.