270 Vier jaar na de invoering van de wetboeken verplichtte voorts de Wet op het Notarisambt de notarissen in hun akten, voorzover be stemd om in de hypothecaire registers te worden ingeschreven, over geschreven, vermeld of aangetekend, de gebouwde en ongebouwde eigendommen aan te duiden door de opgave van de gemeente, de sectie en het nummer waaronder elk perceel in de schrifturen van het kadaster bekend is. Art. 37, lid 2 van die wet voegt hieraan toe„be houdens verdere omstandige omschrijving, indien deze door de belang hebbenden verlangd of door bestaande wetten of reglementen ge vorderd wordt". Reeds uit deze toevoeging blijkt, dat de vermelding zelve van de kadastrale gegevens, die zich trouwens niet uitstrekt tot de in het kadaster vermelde grootte, slechts dient ter vergemakkelijking van de vaststeljing van de identiteit van de goederen waarover de akte handelt, maar overigens geen rechtsgevolg heeft. In zekere zin lokt de bepaling zelfs geschillen uit. De voor een notaris verplichte vermelding van de kadastrale gegevens kan immers gemakkelijk afwijken van die welke de belanghebbenden zelf opgenomen wensen te zien. Wat preva leert dan? Voor de hand ligt de in verschillende vonnissen gehuldigde opvatting, dat de van partijen afkomstige of althans door hen goed gekeurde omschrijving eerder geacht mag worden hun werkelijke wil weer te geven dan de door de notaris ambtshalve opgenomen en door partijen veelal niet gecontroleerde en slecht of niet begrepen kadastrale aanduidingen. Doet echter de zojuist genoemde tegenstrijdigheid zich voor in een akte waarbij hypotheek werd verleend, dan deinst een ieder terug voor deze opvatting; algemeen neemt men aan, dat in zulk een akte de kadastrale gegevens de voorrang hebben boven de overige omschrij ving. Alleen die onroerende zaken of gedeelten van zaken worden met de hypotheek bezwaard, die vallen onder de kadastrale aanduiding, ook al wijkt deze af van de feitelijke omschrijving. Deze opvatting is ken nelijk vooral ingegeven door praktische overwegingen. Voor een koper zijn de precieze grenzen van het gekochte van groot belang; voor de hypotheekhouder, die het goed niet onder zich krijgt en dit slechts zelden behoeft te executeren, gaat het er slechts om, dat zijn onderpand zeker en bepaald isde precieze grootte laat hem betrekkelijk onver schillig, ook omdat hij toch niet tot de volle waarde van het goed hypotheek pleegt te geven. De hypotheekhouder bedingt zich dus inder daad een recht van zekerheid op kadastrale percelenmoet hij het goed executeren, dan weet ook de koper, dat de kadastrale gegevens beslis send zijn voor de omvang van hetgeen geveild wordt. De wet zelve geeft ook wel steun aan de opvatting, dat bij hypotheek de kadastrale gegevens en niet de feitelijke omschrijving beslissend is voor de omvang van hetgeen met hypotheek is bezwaard. Akten van overdracht en die tot vestiging van een zakelijk recht worden zelve woordelijk overgeschrevenhypotheek komt tot stand door inschrijving van een borderel, een zakelijk uittreksel, dat ten aanzien van het onderpand alleen de kadastrale gegevens behoeft te bevatten. De akte waarbij hypotheek wordt verleend staat trouwens doorgaans zelve reeds

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 8