9
moeite waard, of beter: loont hij de moeite van een 70-jarig streven en
alles wat daaraan annex is? Inderdaad is de noodzaak van een wette
lijke voorziening, die een eigendomskadaster efficiënter hanteerbaar
maakt, zeker waard goed gefundeerd aan de wetgever voorgelegd
te worden. Maar ik zinspeelde er reeds op zon een groot deel
van de in zeven decennia opgebrachte energie niet beter besteed zijn
geweest, als wij getracht hadden daarmee het essentiële van onze ver
langens te bereiken, nl. een goed eigendomskadasterEn zou dan deze
kip het ei der wettelijke voorziening niet vlot en zonder abonnement
op miskramen gelegd hebben
Naar mijn mening zou het inderdaad, met minder energieverbruik
in belangrijk kortere tijd, gelukt zijn een werkelijk goed eigendoms
kadaster te ontwikkelen, dat even goed als het thans bestaande aan de
letter van de vigerende doch gewraakte fiscale wetgeving voldoet. Ik
heb getracht me door de berg vakliteratuur ter zake te boren, doch ik
raak vast in de veelheid en verscheidenheid van stellingen, opvattingen,
standpunten, polemieken, debatten, enz. Het treft mij vele malen, dat
men inderdaad de principes van een goed eigendomskadaster wil hul
digen en van het belang ervan overtuigd is. Doch óók, dat vaak de op
gebrachte energie ter zake nutteloos en soms zelfs schadelijk verspild
wordt.
Bijvoorbeeldindien een inleider op een Algemene Vergadering van
de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde blijkt te propageren:
„indien het enigszins mogelijk is, de kadastrale toestand een af
spiegeling te doen zijn van de levende eigendomstoestand",
dan is dit op zichzelf voor een eigendomskadaster een juist principe
door de gestelde beperking. Maar het is én voor de rechtszekerheid én
voor de kwaliteit van zulk een kadaster funest, indien de beperking van
wel zéér rekbaar elastiek blijkt, omdat hij de landmeter dadelijk' daar
op uitnodigt:
„de kadastrale toestand bij redres (de cursivering is niet van mij)
in overeenstemming (te brengen) met de toestand, zoals deze hem
door de partijen op het terrein wordt aangewezen en nadat hem
(deze cursivering is van mij) gebleken is, dat partijen het onroerend
goed in de thans bestaande toestand hebben gekocht, waaruit dus zou
worden afgeleid dat zij niet de wil hebben gehad iets anders te kopen
dan het thans op het terrein) bestaande perceel".
„Mijns inziens heeft hier het kadaster de taak (deze cursivering
is van mij) de tengevolge van verjaring gewijzigde eigendomstoe
stand in zijn administratie toe te passen".
Nu stelt deze inleider wel, mede in verband met andere dergelijke
taakopvattingen
„Ik hoop niet, dat U in mij iemand zult zien, die bereid is, alle
perceelsafscheidingen tot kadastrale grenzen te verheffen. Ik wil
bewust verzwegen eigendomsovergangen hiervan uitsluiten",
maar deze enige uitzondering is wel een zeer magere troost voor de
genen die aanvoelen, dat een voornaam principe van het eigendoms
kadaster ligt in de overeenstemming tussen de kadastrale vaststelling