16 tuiging zullen dan ook de beperkingen die in de wet aan de pachtruil gesteld zijn, niet in het minst kunnen voorkomen, dat er in elke ruil verkaveling een bepaald aantal van die pachtverwisselingen naar voren komen, die gerealiseerd dienen te worden, wil men het grootst moge lijke profijt van deze algehele landbouwkundige sanering trekken. Het maakt dan voor de Plaatselijke Commissie weinig uit of het belang van de ruilverkaveling „dringend vordert" dat een pachtverhouding wordt verbroken of alleen maar „vordert" dat dit gebeurt. Men kan wettelijk wel voorschrijven dat „bestaande pachtverhoudingen zoveel mogelijk gehandhaafd blijven en dat alleen in de gevallen, dat het belang van de ruilverkaveling zulks dringend vordert een bestaande pachtverhouding na goedkeuring van de Centrale Commissie kan worden opgeheven maar wil dit artikel voor de uitvoering zijn nut hebben, dan kan de Plaatselijke Commissie niet anders doen dan een verdelingsplan voor de eigendom maken en daarnaast één voor de pacht (waarbij natuurlijk ook zonder zeer dwingende voorschriften getracht wordt zoveel moge lijk pachtverhoudingen te handhaven en ingeval van verwisseling te zorgen voor zoveel mogelijk gelijkwaardige pachtverhoudingen) en daarop de toestemming van de Centrale Commissie vragen. Zou men zich bij elke verwisseling de vraag moeten stellen of hier sprake is van dringende noodzaak, dan kwam er nooit enig resultaat uit de bus. Ook het 3e lid van art. 18, dat o.a. zegt: „Zij (de P.C.) draagt daarbij (bij verwisseling van pachter en verpachter) zorg, dat de pach ter en de verpachter, wat het einde en de verlengbaarheid der over eenkomst betreft, zoveel mogelijk dezelfde aanspraken behouden als zij aan de opgeheven pachtverhouding konden ontlenen", verlangt waar borgen, die m.i. te ver gaan en aan de andere kant door de woorden „zoveel mogelijk" toch ook weer alle mogelijke ruimte willen laten. We zien dit op vele plaatsen in de wet. Het spreekt immers vanzelf, dat men bij de opstelling van een pachtplan allereerst nagaat hoe het staat met de verlengbaarheid van het contract. Deed men dit niet en zou de pachter ernstig in zijn be langen worden geschaad, dan kan deze immers ook zonder de nieuwe wettelijke bepalingen een eis tot schadevergoeding instellen, want de geldelijke gevolgen van een regeling van het recht van pacht worden opgenomen in het plan van ruilverkaveling. Hier heeft, geloof ik, de Tweede Kamer spoken gezien, die er in werkelijkheid niet zijn. Art. 18, 4e lid verklaart art. 12 (in zijn geheel, oorspronkelijk stond er alleen het 2e en 3e lid) van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de pachter. Evenals de eigenaar kan dus de pachter uitbetaling in geld verzoe ken, wanneer zijn gebruiksgrond aan een openbaar lichaam wordt toe gedeeld of door de eigenaar aan de Plaatselijke Commissie wordt aan geboden. Maar anderzijds is het ook mogelijk, dat de eigenaar geld en de pachter grond terug wenst. De Plaatselijke Commissie zal dan moeten gaan werken met twee toedelingsbedragen, één voor de eige naren en één voor de pachters. Administratief geeft dit weer een hele

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 18