17
rompslomp. Bij de toedeling zelf zal men van het verschil in toedelings
percentage niet veel last hebben. Zou echter de Plaatselijke Commissie
veel niet-pachtvrije grond kopen, dan is het denkbaar, dat het toe
delingspercentage voor de eigenaar boven de 100 komt te liggen,
terwijl dat van de pachter aanzienlijk lager kan zijn. In zulke gevallen
zou men wel eens moeilijkheden met de 5 over- of onderbedeling
kunnen krijgen.
Alle bovenstaande bezwaren nemen niet weg dat, nu wettelijk de
mogelijkheid geschapen is nieuwe pachtverhoudingen op te leggen,
hiermede in een ernstige leemte in de wet 1938 is voorzien. Laten wij
hopen, dat in de praktijk de hantering van art. 18 geen aanleiding zal
zijn tot allerlei onvoorziene moeilijkheden.
De artikelen 19 e.v. leren ons op welke wijze een pachter zijn rechten
geldend kan maken en hoe de Plaatselijke Commissie ingeval van
nieuwe pachtverhoudingen moet handelen.
Iedere pachter kan in de procedure slechts meedoen, indien hij zijn
pachtovereenkomst aan de P.C. ter registratie inzendt. De P.C. maakt
bekend tot welke datum overeenkomsten ter registratie kunnen worden
ingezonden. Worden pachtovereenkomsten na die datum gesloten, dan
kan men ook deze overeenkomsten nog ter registratie indienen, mits
dit geschiedt binnen 30 dagen na het aangaan van de overeenkomst.
Gaat de P.C. over tot het maken van het plan van toedeling, dan maakt
zij een laatste datum van registratie bekend. Met na die datum gesloten
overeenkomsten behoeft de P.C. geen rekening te houden. In de prak
tijk zal dit wel meevallen, omdat de leden van de P.C. de situatie meest
al wel kennen en er dus bij de toedeling toch ook met deze (weinige)
gevallen nog rekening zal worden gehouden.
Van de registratie geeft de P.C. aan de wederpartij van degene die
de overeenkomst aanbood, kennis. Deze kan daartegen bezwaren in
brengen. Ingeval van bezwaren stelt de P.C. partijen ervan in kennis,
dat ze binnen 30 dagen bericht van overeenstemming moeten sturen
of hun geschil moeten voorleggen aan de Pachtkamer van het Kanton
gerecht of aan de Grondkamer. Hoewel de betrokken colleges dit soort
zaken moeten behandelen voor alle andere, kan een dergelijk geschil,
vooral wanneer het in hoger beroep wordt behandeld, een langdurige
geschiedenis worden.
De bovenomschreven procedure voor bezwaren lezen we in art. 21,
lid 1.
Lid 2 luidt als volgt: „Indien de P.C. bevindt, dat met betrekking
tot de ter registratie ingezonden pachtovereenkomst niet zijn in acht
genomen de artikelen 7 (schriftelijk aangaan van de overeenkomst), 41
(goedkeuring vragen van de Grondkamer) en 81 van het Pachtbesluit,
draagt zij voor zover nodig partijen bij aangetekende brief op, de be
slissing van de Grondkamer in te roepen en binnen dertig dagen na
de dagtekening van deze brief een door de secretaris van de Grond
kamer gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift in te zenden."
Lid 3 van art. 21„Indien aan het bepaalde in de vorige leden geen
gevolg is gegeven, is de P.C. bevoegd met het bestaan van de pacht
overeenkomst geen rekening te houden."