18 Gezien de plaats van deze leden, nl. als onderdeel van een artikel dat handelt over bezwaren, zou men zeggen dat lid 2 en lid 3 slaan op de ingediende bezwaren, maar gelet op de redactie en gelet op het feit, dat art. 19 geen enkele beperking oplegt aan ter registratie ingezonden overeenkomsten, zou men zeggen, dat deze voorwaarden gelden voor alle ter registratie ingezonden overeenkomsten. Van de laatste veronderstelling uitgaande de memorie van toe lichting sterkt ons in die mening, want zij zegt: „voorts dient reke ning gehouden te worden met het bestaan, zij het in strijd met de wet, van pachtovereenkomsten welke niet schriftelijk zijn aangegaan of welke niet door de Grondkamer zijn goedgekeurd" vraagt men zich af waarom dit lid geen onderdeel uitmaakt van art. 19, dat over de registratie in het algemeen handelt. De P. C. kan zich dus baseren op pachtovereenkomsten ten aanzien waarvan de wettelijke voorschriften niet in acht zijn genomen, maar zij behoeft dit niet te doen (zie het 3e lid van art. 21). Zoals op verschillende andere plaatsen in de wet zien we ook hier, dat eerst gezegd wordt: „om mee te doen moet je aan verschillende voorwaarden voldoen", maar dat men daarop laat volgen: „neem je echter de voorschriften niet in acht, dan is het toch nog zeer goed mo gelijk, dat je deelneemt aan de procedure". Na een serieuze registratie die heel wat werk van het bureau ruilverkaveling vergt en door de verschillende termijnen vele maanden in beslag zal nemen komt het tijdstip van de nieuwe verdeling. Staat het plan van verdeling vast, dan geeft de P.C. hiervan kennis aan de Grondkamer en verstrekt haar een opgave van de gehandhaafde, op geheven en nieuw gevestigde pachtovereenkomsten, benevens gegevens omtrent duur en verlengbaarheid van de overeenkomsten. Hier heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaald, dat de P.C. en niet de Grondkamer duur en verlengbaarheid vaststelt, omdat verwacht mag worden, dat de P.C., volkomen op de hoogte zijnde van alle omstandigheden, ge noemde factoren het best kan beoordelen. Art. 23, 3e lid luidt: „De Grondkamer zendt de ontwerp-pachtover- eenkomsten aan hen, die daarbij partij zullen zijn en stelt hen in de gelegenheid binnen 30 dagen na de toezending de ondertekende over eenkomst aan de Grondkamer te doen toekomen. Betrokkenen kunnen de door hen overeengekomen pachtprijs alsmede bijzondere bepalingen in de overeenkomst opnemen." Het 4e lid verklaart de bepalingen van het Pachtbesluit, met uitzondering van die, welke voortvloeien uit de pachtverhouding, zoals deze door het plan van toedeling is komen vast te staan, op de overeenkomsten van toepassing. M.a.w. op grond van de hun toegezonden ontwerp-overeenkomst maken partijen een defini tief contract op en zenden dit in drievoud aan de Grondkamer. Doen zij dit binnen de vastgestelde termijn niet, dan maakt de Grondkamer het contract op overeenkomstig het toegezonden ontwerp, bepaalt de pachtprijs en stuurt partijen een exemplaar, dat dezelfde kracht heeft als een tussen partijen gesloten en door de Grondkamer goedgekeurde overeenkomst.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 20