21 Speciaal het onderdeel „noodzakelijk geachte voorzieningen" vergt een vrij uitgebreide behandeling, want deze kunnen bestaan uit: wijzigingen in het stelsel van wegen en waterlopen, de landschappelijke aankleding, toewijzing van kavels aan openbare lichamen, aanleg van utiliteitswerken, uitvoering van ontginningen, herontginningen, egalisaties, drainages, boerderijbouw enz. In het algemeen mag wel gesteld worden, dat de voorbereiding aan zienlijk meer werk en dus aanzienlijk meer tijd zal vragen. Een moei lijkheid is voor mij de omschrijving van de toedeling van kavels aan openbare lichamen. Hoe stelt men zich dit voor? Gaat het bv. om een autosnelweg, dan is het tracé bekend of moet bekend zijn bij de voorbereiding en kan men de kadastrale percelen die daardoor getroffen worden, vrij nauwkeurig aangeven. Dit behoort vrij nauwkeurig te geschieden, want art. 45 geeft aan hen die tegen deze toewijzing bezwaren hebben en met wier, ingevolge art. 36 in gediende, bezwaren geen rekening is gehouden, het recht bij de Kroon in beroep te komen. De toewijzing aan openbare lichamen is nl. aan de gewone rechtspraak onttrokken en geheel apart geregeld. Een auto snelweg zal dus in project goed moeten vaststaan. De P.C. is straks aan het tracé gebonden en zal daarmede rekening kunnen houden. De situatie wordt echter anders, wanneer het gaat om toewijzing van kavels aan bv. een gemeentebestuur voor woningbouw, sportvelden, of aan het Rijk voor proefbedrijven, natuurreservaat enz. (alles aan genomen, dat de voorbereider toestemming krijgt om voor deze doel einden in ruilverkavelingsverband kavels aan een openbaar lichaam toe te delen). Noemt men dan bepaalde oude percelen of vormt men nieuwe kavels? Het eerste is in verschillende gevallen onmogelijk, want bv. bij de vorming van een proefbedrijf staat in een zo vroeg stadium de omvang en de plaats meestal nog niet vast. Het tweede is eveneens onwaarschijnlijk, want als men weet hoe dikwijls de inzichten van de P.C. zich wijzigen in de loop van de procedure (en dikwijls zeer terecht) is het onverantwoordelijk de P.C. door een dergelijke vast legging van kavels te binden. En toch zal men de toewijzing van kavels aan openbare lichamen moeten omschrijven, wil men de mensen die straks daardoor in de eerste plaats getroffen worden, de gelegenheid geven zich te verweren. Men zou zich ook kunnen voorstellen, dat in het rapport gezegd wordt: „Er zullen kavels aan worden toegedeeld tot een maximum van 5 daarbij geheel in het midden latende hoe dit zal worden uit gewerkt. Alle belanghebbenden krijgen dan de kans hun bezwaren ken baar te maken. De wet verzet zich niet tegen de laatste methode, want door de toe deling geheel open te laten, kan men deze nader uitwerken bij het plan van toedeling en op deze wijze binnen de 5 blijvenmaar nu de wet deze toedeling zo uitdrukkelijk regelt zou het toch wel zeer on bevredigend zijn, wanneer er bij de voorbereiding zo oppervlakkig overheen werd gelopen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 23