22
Wil men echter in details treden, dan ontstaan bovengenoemde be
zwaren, waarbij dan nog het bezwaar komt, dat men nooit kan aan
tonen dat men beneden de 5 is gebleven met zijn kavels voor open
bare lichamen, omdat er in het geheel nog niets geschat is. Wel kan
men zeggen, dat het volkomen onwaarschijnlijk is, dat de voor openbare
lichamen bestemde kavels meer dan 5 van de waarde van het totale
blok zullen vormen.
Zeer toe te juichen valt, dat de gehele kwestie van de toedeling van
kavels aan openbare lichamen in het voorlopige plan moet zijn vast
gelegd en dus ter kennis komt van de belanghebbenden vóór de stem
ming. Bij het uitbrengen van hun stem zijn zij dus volkomen op de
hoogte van deze toedeling.
Na de vaststelling van het voorlopig plan roepen Ged. St. onverwijld
de bij het kadaster bekend zijnde eigenaren op ter stemmingsvergade
ring (art. 37).
Oorspronkelijk stond in art. 37, dat deze stemmingsvergadering niet
gehouden zou worden dan nadat minstens twee maanden sedert de ter
inzage legging van de stukken verstreken zouden zijn (in de huidige
wet staat minstens één maand). Deze twee maanden meende men min
stens nodig te hebben voor de indiening en de behandeling van de in
gekomen bezwaren, de voorlopige vaststelling van de plannen en het
verzenden van de kennisgevingen.
Bedenkt men, dat iedere belanghebbende binnen een maand na de
bekendmaking van de tervisielegging zijn bezwaren kan indienen, dat
deze bezwaren moeten worden behandeld, zoals hiervoor reeds werd
besproken, dat het gehele plan voorlopig moet worden vastgesteld en
dat de kennisgevingen voor de stemmingsvergadering moeten worden
verzonden, dan is te voorzien, dat de termijn van tenminste twee maan
den, die oorspronkelijk was gesteld, voortdurend ernstig zou worden
overschreden. Vandaar, dat men thans in het 5e lid van art. 37 leest:
„De vergadering wordt niet gehouden, dan nadat tenminste drie weken
zijn verstreken sedert de verzending van de aangetekende brieven, be
doeld in het tweede lid". (Deze aangetekende brieven behelzen de op
roepingen voor de stemmingsvergadering.)
Te voorzien is thans, dat er tussen de tervisielegging van de stukken
en de stemmingsvergadering aanzienlijk meer dan twee maanden zullen
verlopen, zodat hier zeker niet gesproken kan worden van enige ver
snelling van de procedure.
Op de stemmingsvergadering wordt de gang van zaken enigszins
anders dan tot nu toe. Thans stelt de voorzitter tijdens de bijeenkomst
de omtrek van het blok vast. Volgens de bepalingen van de nieuwe wet
hebben Ged. St. dit reeds voorlopig gedaan. Dit is als een verbetering
te beschouwen, want het aanbrengen van een enigszins belangrijke
wijziging in de blokgrens tijdens de stemmingsvergadering is bijna
onmogelijk. Bovendien is een dergelijke vergadering niet de plaats,
waar alle argumenten pro en contra rustig kunnen worden overwogen
(zie ook memorie van antwoord, pag. 32).
De voorzitter een lid van het College van Gedeputeerde Staten