31 verdeling van de rand. Ook van de wijze waarop men bij een gegeven rand zijn waarnemingen inricht. Uit de resultaten van het randonder- zoek kan men ten aanzien van dit laatste zijn conclusies trekken. Er was daarom aanleiding een onderzoek in te stellen naar de randen van de vier, de laatste jaren bij de Bijhoudingsdienst van de Rijksdrie hoeksmeting in gebruik genomen theodolieten T 3 van Wild. Van de vroeger bij de Rijksdriehoeksmeting gebruikte theodolieten Wanschaff met 21 cm middellijn zijn indertijd de randen onderzocht. Het is dus interessant deze uitkomsten te vergelijken met die van de 14 cm Wild van thans. Het onderzoek geschiedde volgens de methode door Prof. Heuvelink gepubliceerd in het Zeitschrift für Vermessungswesen, jaargang 1913, en in het Zeitschrift für Instrumentenkunde, jaargang 1925. Daarbij wordt in het laboratorium een hoek tussen twee collimatoren in ver schillende randstanden herhaaldelijk gemeten. Het meetschema is zo opgesteld, dat het mogelijk is de waarnemingsfout /x te scheiden van de rand fout r en deze laatste weer te onderscheiden in een toevallige en een systematische fout. De systematische fout kan worden voorgesteld door een reeks van Fourier y a sin (2^ A) b sin (4^ B) c sin 6<p C Hierin is <p de plaats waar de rand wordt afgelezen (de randstand). Naarmate men meer termen van deze reeks meeneemt, elimineert men beter de systematische fout. Zo kan men dan achtereenvolgens be palen de middelbare totale rand fout r (in een enkele richting) of t', t", t"', naar gelang men termen van de reeks in rekening brengt en dus steeds beter de systematische (periodieke) fout uitschakelt. Men kan wel zeggen dat t"' reeds vrij is van de periodieke fout, zodat men hiermee de toevallige randfout gevonden heeft. Het meetschema is als volgt: men meet de hoek a (ongeveer 50 gr) in vier series van telkens 10 randstanden <pDeze worden steeds in omgekeerde volgorde herhaald, terwijl in elke randstand de hoek in heen- en teruggang wordt gemeten; dit laatste om hieruit de waar nemingsfout te kunnen berekenen. In totaal wordt dus de hoek 160 maal gemeten. De randstanden van de series zijn: 5,3 25,5 45,7 185,1 10,6 30,8 50,0 190,4 U.9 35,i 55,3 195,7 Het gemiddelde van de vier waarnemingen in dezelfde randstand noemen we p. iP] Verder ;sa voor iedere serie te berekenen, waarna de verschil- 11 len p zijn op te maken. De verschillen tussen de heen- en teruggang, die onmiddellijk na elkaar in iedere randstand zijn gemeten, noemen we V. 0,0 20,2 40,4 180,8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 33