7 lijke bepalingen en goede voorschriften grotendeels opgeheven kan worden." Voor het overige meent de commissie te moeten bouwen op de betere „zorg van het publiek voor zijn rechten" en verwacht zij van de „algehele vernieuwing een zeer gunstige invloed". Dit klinkt wel optimistisch, maar de wetgever zal het zekere voor het onzekere nemen en voorstellen eisen, die een reëlere basis leggen voor het intact blijven, lees juiste bijhouding, van dit vernieuwde kadaster. Hij zal tot dezelfde conclusie komen als Jongedijk in zijn congresrapport: „Daarna vangt „het bederf" van het kadaster weer opnieuw aan", en elders emplooi zoeken voor zijn legislatieve lusten. Nu kan men wel stellen, dat het allemaal anders is en minder een voudig dan uit het tegenover elkaar stellen van deze citaten blijkt. Maar daar gaat het niet om. Ik vestig slechts Uw aandacht op de tegenge stelde uitspraken omtrent essentiële punten en op de blijkbare onvol komenheid van de aangeprezen maatregelen. Gij kunt immers van de wetgever of van verdere autoriteiten, die bij dit reeds zo lang slepen de kadastrale vraagstuk zijn betrokken, bezwaarlijk verwachten, dat zij de tijd en de lust opbrengen om, via Uw literatuur, zich grondig te verdiepen in Uwe zo talrijke en zo verschillende moeilijkheden en op lossingen. Zij oriënteren zich op enkele kernpunten en voelen er niets voor met U te verdwalen in het onoverzichtelijk geworden bos. Welke conclusies kunnen we hieruit trekken Van opgeven kan geen sprake zijn, want voor een goed eigendomskadaster en ook voor de wettelijke voorzieningen, die zonder twijfel nuttig zijn om het zo effi ciënt mogelijk te maken, blijven wij en terecht bereid om in het harnas te sneven. Dit bedoel ik allerminst raillerend en onder meer het feit, dat ik als oud-landmeter met dit artikel belangstelling toon voor de strijd, moge dit bevestigen. Wij zullen echter moeten vaststellen, dat onze troefkaart voor de wetgever niet je dat zal blijken, dat onze eerlijke speltaktiek door hem op even eerlijke wijze overspeeld kan worden en tenslotte concluderen, dat we met betere troeven en een betere taktiek een betere kans zullen maken. En als ik het slagveld nog eens goed op conclusies rondhark, vind ik nog een open vraag liggenis onze mentaliteit, de sfeer waarin wij het spel willen spelen, wel juist? Men zal willen toegeven, dat óók die sfeer belangrijk kan zijn. Welnu, naar mijn mening wordt het spel in een onjuiste sfeer ge speeld, omdat de kadastrale spelers, in al die decennia dat zij voor een eigendomskadaster ijverden, zich blijkbaar niet altijd konden losmaken uit de typische sfeer van het fiscale kadaster, die inderdaad o.m. de eigenschap heeft hardnekkig te blijven kleven. Hetgeen ik dien te bewijzen „Door het onvoldoende bijhouden van de veranderingen van de grenzen der cultuurpercelen door het Kadaster, wordt de rechts zekerheid van de grondeigendom in hoge mate bedreigd In kadastrale kringen is dit wel eens genoemd: „de ergste kanker, welke aan het Kadaster knaagt"." Het is nog steeds de studiecommissie die aan het woord is. Zij con-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 9