60 de bijhouding van het gemetene. Dit belangrijke punt was nl. in de oorspronkelijke plannen zeer stiefmoederlijk behandeld. 13). Verwerping van het voorstel de meetploegen c.a. te doen leiden door „jonge infanterie-officieren, die spoedig hiertoe bekwaam te maken zouden zijn", zodat „ervaren landmeters" hiervoor niet nodig zouden zijn, omdat die leiderstaak „vrij eenvoudig was". En een tegenvoorstel, om als leiders van die ploegen „ervaren Neder- landsche landmeters" te doen uitkomen. En het raadseltje is natuurlijk: van wie der adviseurs is elk dezer punten afkomstig? Gij vergist U, lezer, indien gij meent, dat er ook maar één afkomstig zou zijn van de adviserende (ex)landmeterswant ze zijn alle van de jurist Mr. Levysohn Norman! De voorstellen wer den alle door de Regering overgenomen, behalve dat onder A. En dit bleek later een verkeerde keus, omdat de bijhouding abnormaal veel tijd ging kosten en daardoor bijdroeg tot een nieuwe déconfiture. Overigens heeft deze jurist in Ned.-Indië blijkbaar school gemaakt met zijn voorlijk inzicht in kadastrale zaken. Vooral nadat het kadaster in 1925 overging naar het Departement van Justitie, waar, met alle waardering voor de gastvrijheid en belangstelling die wij bij het B.B. genoten, inderdaad de juiste, want juridische sfeer is waarin een eigendomskadaster zich kan zonnen en ontplooien. En, naar mijn er varing, ook en zeker landmeetkundig-technisch. Gij betwijfelt dit mis schien? Het was een directeur van Justitie, die op de bres stond voor de coördinatievoorstellen van „zijn" kadaster. Het was een directeur van Justitie, die met inzicht en overtuiging het kadastrale voorstel ver dedigde om het kadaster de in- en overschrijving van vaste goederen c.a. toe te vertrouwen. Het waren achtereenvolgende directeuren van Justitie, die ervoor zorgden, dat het Ned.-Tndische kadaster steeds over de modernste instrumenten en hulpmiddelen kon beschikken. En, mis schien spreekt het volgend voorbeeld nog beter tot de verbeelding van enkele lezers: een directeur van Justitie bleek een prima pleitbezorger voor de academische bezoldiging van de kadasterlandmeters. Het Nederlands-Indisch kadaster heeft het zich altijd als een eer en genoegen aangerekend, deel uit te mogen maken van het Departement van Justitie en deszelfs hoge tradities naar beste kunnen en weten te mogen huldigen. Ik moge op deze plaats Mr. Enthoven, Mr. Blom en Mr. Gieben, de drie directeuren onder wie ik als hoofd van het kadaster mocht dienen, verzekeren, dat de kadastrale dienst zich in hun departementale organisatie „thuis" voelde, omdat wij er altijd begrip, medeleven en steun vonden in onze speciale noden, ook in die van exact-wetenschappelijke aard. Ad II. Dit punt behoeft wel geen commentaar. Men was blijkbaar het gebeunhaas moede en voelde niets meer voor het lapmiddel (zie sub D blz. 10) dat door Motké was voorgesteld, en dat overigens een typisch voorbeeld is van averechtse bezuiniging in de fiscale sfeer. Ad III. Bijblad 3308 laat geen twijfel over de aard van dit kadaster.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 10