61
„Overwegende dat de denkbeelden door den Ingenieur van het
Kadaster (Verstijnen) ten aanzien van het doel dat met de daar-
stelling wordt beoogd, namelijk de meest mogelijke rechtszeker
heid aan den eigendom te verschaffen alleszins juist zijn, en dus
de daarop gegronde voorstellen ten zeerste aanbeveling verdienen
Ad IV en V. Dit nadrukkelijk streven naar een eigendomskadaster
werd echter doorkruist door o.m. de perceelsdefinitie van art. 20 van
de instructie van 1875 (Ind. Stbl. nr. 183).
„Als afzonderlijke percelen worden beschouwd die stukken grond,
welke door dezelfde personen worden bezeten of althans waarop
dezelfde zakelijke rechten worden uitgeoefend.
Hoewel aan denzelfden persoon behoorende, worden evenwel als
afzonderlijke perceelen opgemeten zoodanige gedeelten van het ter
rein, die bepaald zijn door vaste of natuurlijke scheidingen of die
een verschillende kuituurtoestand hebben, zoomede de gedeelten van
wegen en wateren, die een afzonderlijken naam dragen".
Zonder in te gaan op de verschillende vragen en vraagstukken die
deze redactie spontaan doet opwellen, meen ik te mogen stellen, dat
in deze (voor kadastrale afdelingen steeds wettelijk van kracht ge
bleven) definitie, de principes van een zuiver belastingkadaster op
uitgesproken wijze gediend werden. Men bepaalde „het bezit" en ook
het „althans" schuift het eigendomsperceel als kadastrale registratie
eenheid op de tweede plaats. Doch speciaal het „evenwel" van de
tweede alinea negeert volkomen de primaire opzet van dit eigendoms
kadaster. Zulks ondanks hoger genoemd bijblad en merkwaardigerwijze
ook ondanks de verpondingsordonnantie, die juist het door een verpon-
dingsnommer aangeduid eigendomsperceel tot belastbare eenheid stem
pelt. Ook het verder raadplegen van de instructie van 1875 brengt geen
soelaas en toont aan, dat men de principes van 1837 grondig had uit
geroeid zélfs de woorden „meetbrief" en „verpondingsnommer" kwa
men in die instructie niet meer voor en ook in de vastgestelde formu
lieren was er oorspronkelijk geen enkele kolom voor beschikbaar
Blijkbaar was men geschrokken van de „vicieuse toestand" en gooide
het kind met het badwater weg. Maar Verstijnen zou veel moeite én
waarschijnlijk ook leed in zijn vijftienjarig diensthoofdschap bespaard
zijn gebleven, indien hij de kwaliteiten van dit aftands geoordeelde
wurm (het dateerde immers van 1837) had onderkend en het uit het
groezelige badwater had gevist en behoorlijk aangekleed en gevoed.
Zoals Wiemans die het reeds lang als veelbelovende baby onder
kend had in 1908 deed.
Mr. van Huls belicht in zijn opstellen uitvoerig en gedocumenteerd
het hoe en waarom van de strijd van Verstijnen en zijn mannen om de
geïmporteerde Nederlandse opzet te doen slagen. Doch Verstijnen rea
liseerde zich niet, dat die heroïeke strijd bij voorbaat verloren was, om
dat o.m. de perceelsdefinitie niet deugde en daardoor het eigendoms
perceel geen kans kreeg als registratie-eenheid. En ook omdat de, voor
een goed kadaster zo noodzakelijke bijhouding slechts ten koste van