75 Staten, die binnen acht weken na de verzending door de C.C. de plan nen of de gedeeltelijke plannen vaststellen. Het is te betreuren, dat op overschrijding van deze termijn geen sanctie gesteld kon worden. Wanneer men ervaart hoe lang het duurt voordat Ged. Staten van sommige provinciën de plannen goedkeuren, krijgt men sterk het gevoel, dat deze hoge colleges zich om deze wette lijke termijn weinig bekommeren. De Regering probeert van alles om de procedure zo snel mogelijk te doen verlopen (voorrang bij de rechtbank, voorlopige ingebruikneming, splitsing van het plan van ruilverkaveling enz.), maar men heeft niets ondernomen om de grote vertraging die door het uitblijven van de vaststelling van het plan van wegen en waterlopen kan ontstaan, te voorkomen. Onder de wet van 1938 was het niet onoverkomelijk, wanneer de vaststelling zes maanden uitbleef. Men was dikwijls toch genoodzaakt de kavelindeling voorlopig bekend te maken (en zo mogelijk in gebruik te geven) en kon dit doen zonder vaststelling van het plan van wegen en waterlopen. In de nieuwe wet heeft men de ingebruikneming der kavels willen versnellen door het plan van ruilverkaveling te splitsen in een plan van toedeling en een lijst van geldelijke regelingen. Voor lopige toedeling is niet meer nodig, maar wil men van deze regeling ge bruik kunnen maken, dan is het dubbel noodzakelijk, dat Ged. Staten meewerken aan het streven van de wetgever door het op tijd vaststellen van het plan van wegen en waterlopen. We zien tegenwoordig in enkele provincies een cultuurtechnisch ingenieur vap de provinciale waterstaat aangewezen als deskundige van de P.C. Het ware te overwegen deze deskundige alleen aan te wijzen, indien Ged. Staten genegen zijn hem een zekere bevoegdheid te geven ten aanzien van het plan van wegen en waterlopen, opdat de vaststelling van dit plan door Ged. Staten meer een formaliteit zal worden. Op- en aanmerkingen van de provinciale waterstaat konden dan via de deskundige tijdens het opstellen van het definitieve plan ter kennis van de P.C. gebracht worden. Het 6e lid van art. 79, luidende„Wegen met de daartoe behorende kunstwerken, welke voorheen voor het openbaar verkeer waren open gesteld en niet in het plan worden opgenomen, worden in afwijking van het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van de Wegenwet door het enkele feit van de niet-opneming aan het openbaar verkeer onttrokken. Aan de wegen met de daartoe behorende kunstwerken, welke in het plan als openbare wegen worden opgenomen, maar die voorheen niet voor het openbaar verkeer waren opengesteld, wordt in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de Wegenwet door het enkele feit van de opneming de bestemming van openbare weg gegeven", spreekt voor zichzelf en voorziet in een lacune in de wet 1938. Juri disch was het onder de wet 1938 nl. geen uitgemaakte zaak, of na de vaststelling van het plan van wegen en waterlopen de daarin genoemde wegen openbaar zijn in de zin van de Wegenwet en of de openbaar heid van de vervallen wegen is opgeheven. Wel zegt art. 17 van de wet

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 25