76 1938, dat de eigendom van de openbare wegen en waterlopen behoort aan een door Ged. St. aangewezen publiekrechtelijk lichaam, maar in het desbetreffende besluit van Ged. St. wordt wel het plan vastgesteld en meestal gelijktijdig de eigendom, het beheer en het onderhoud ge regeld, maar een verklaring van openbaarheid wordt niet gegeven, zo dat er gemeentebesturen bestaan, die overeenkomstig de regelen die de Wegenwet daarvoor stelt, de nieuwe wegen openbaar verklaren en de vervallen wegen door de gemeenteraad van de legger laten afvoeren. Aan deze onzekerheid is door genoemd 6e lid van art. 79 een einde ge komen en het al of niet openbaar zijn wordt thans in de Ruilverkave- lingswet speciaal geregeld. Artikel 80 regelt de toewijzing in eigendom, beheer en onderhoud. Evenals in de wet 1938 worden in de nieuwe wet Ged. Staten aange spoord om na vaststelling van het plan van wegen en waterlopen een spoedige beslissing te nemen omtrent eigendom, beheer en onderhoud. Doen zij dit nl. niet gelijktijdig met de vaststelling, dan worden de openbare wegen en waterlopen vanaf het moment, dat Ged. Staten belanghebbende openbare lichamen (en de C.C.) kennis hebben gegeven van de vaststelling, beschouwd als in eigendom, beheer en onderhoud toe te komen aan de provincie. Het onderhoud moet door de provincie geschieden vanaf het moment dat de werken gereed zijn en door de C.C. zijn goedgekeurd. Om voor deze strop gespaard te blijven, stellen Ged. Staten, in ge vallen, dat zij met toewijzing in eigendom, beheer en onderhoud moei lijkheden hebben, en dus het besluit daartoe niet genomen kan worden, het plan niet vast, zulks met volledige negatie van de voorgeschreven wettelijke termijn. Nadat de schatting is verricht, de lijst van rechthebbenden is opge maakt, de pacht geregistreerd, de uitkomsten ter kennis zijn gebracht van belanghebbenden en eventuele reclames zijn behandeld door de P.C., dient deze het definitieve plan van wegen en waterlopen, verge zeld van een advies inzake eigendom, beheer en onderhoud in bij de C.C. Daarna kan men zich gaan concentreren op de nieuwe indeling. Zoals reeds in het begin van dit artikel werd gezegd (dit tijdschrift, jg. 1954, blz. 242) was één van de aanleidingen tot wijziging van de wet 1938 df zeer late totstandkoming van het plan van ruilverkaveling in gebieden met veel cultuurtechnisch werk. In de nieuwe wet zijn in de paragrafen 9, 10 en 11 het plan van toe deling, de tweede schatting en de lijst van geldelijke regelingen als af zonderlijke eenheden behandeld. Artikel 81 luidt: „Zodra: a. de processen-verbaal, bedoeld in de artikelen 61, 62 en 63 zijn op gemaakt, b. het plan van wegen en waterlopen geheel is vastgesteld en c. het in het tweede lid van art. 19 laatstbedoelde tijdstip is verstreken, gaat de P.C. over tot het opmaken van het plan van toedeling." Het vervaardigen van het plan van toedeling kan dus reeds beginnen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 26