78 gepaard ging met de hem toegedeelde oppervlakte. Volgens de nieuwe wet behoeft dit niet meer het geval te zijn. Het zal misschien aanbe veling verdienen in het toedelingsregister behalve de oppervlakte toch de waarde die op dit tijdstip bekend is te vermelden. Al zal een reclamerende eigenaar zich niet op deze waarde kunnen beroepen, hij zal in geval van een ongemotiveerde onder- of overbedeling toch in het register zien met welke waarde de oppervlakte van zijn kavel cor respondeert. Na goedkeuring door de C.C. volgt de tervisielegging op dezelfde wijze als voor de schatting is bepaald (art. 84). In afwijking van het bepaalde in de wet 1938 zal men de bekende belanghebbenden thans een aangetekende kennisgeving moeten sturen. Onder de wet 1938 stuurde men hoewel dit niet verplicht was altijd een kennis geving van de tervisielegging van het plan van ruilverkaveling. De behandeling van de bezwaren voor rechter-commissaris en recht bank geeft geen aanleiding tot opmerkingen. De artikelen 95 en 96 geven voorschriften omtrent het opmaken en de toepassing van de akte van ruilverkaveling. Werd de akte tot nu toe getekend door rechter-commissaris en P.C., volgens de nieuwe wet zullen rechter-commissaris, voorzitter en secre taris van de P.C. tekenen. Het doet enigszins vreemd aan, dat de secre taris, geen lid van de commissie zijnde, een dergelijk belangrijk stuk ondertekent. Deze handeling vloeit voort uit de bepaling van art. 51, 5e lid, waar voorzitter en secretaris als uitvoerders van de besluiten der P.C. worden aangewezen. Was het niet meer voor de hand liggend geweest de secretaris deel uit te laten maken van de P.C. Nieuw is ook het 5e lid van art. 96, dat voorschrijft, dat de bewaar der zo spoedig mogelijk na de overschrijving van de akte aan de eige naren van de nieuwe kavels een kennisgeving van tenaamstelling zendt. Deze kennisgeving die tot nu toe onofficieel verzonden en ten onrechte „eigendomsbewijs" genoemd werd bevat verder de grootten en de nummers van de toegewezen percelen en vervangt het formulier „kadaster nr. 79". Aangezien de grootte van de percelen reeds ter inzage heeft gelegen en hiertegen gereclameerd is kunnen worden, heeft het geen zin thans nog eens te reclameren; vandaar dat de artikelen 15, 16 en 17 van de Grondbelastingwet op deze kennisgeving niet van toepassing zijn. Paragraaf 11 (artikelen 98 tot en met 114) handelt over de tweede schatting en de lijst van geldelijke regelingen. Art. 98. 1. Op een tijdstip door de P.C. te bepalen geeft deze aan de schatters, bedoeld in art. 56, opdracht tot het schatten van a. de waardeveranderingen, bedoeld in art. 48 en 49, voor zover deze voor verrekening in aanmerking komen en daarmede bij de schatting, bedoeld in art. 57, nog geen rekening is gehouden, b. de verandering van de ingevolge art. 57, ie lid vastgestelde waarde van iedere kavel als gevolg van ruilverkaveling, c. zo nodig de gebouwen, werken en beplantingen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 28