80 en de Cultuurtechnische dienst niets afde P.C. is hiervan wel op de hoogte. Dit bemoeilijkt het werk van de schatters in niet geringe mate. Slechts de schattingen ingevolge art. 98, lid 1 sub a en c kunnen aan leiding geven tot geldelijke verrekeningen. Het ie lid van art. 100 zou aan duidelijkheid hebben gewonnen, wan neer daarin tot uiting was gekomen, dat slechts art. 98, lid ia en c aanleiding tot verrekening kon geven. De bedragen, genoemd in het tweede lid van art. 100 zijn o.a. a. de over- en onderbedelingsverrekeningen, b. de bedragen die aan een eigenaar worden uitbetaald wegens toe deling van kavels aan openbare lichamen, c. de bouwterreinwaarde, d. de aankoopsommen van percelen. Bij de geldelijke verrekeningen ingevolge lid 3 van art. 100 kan men zich afvragen, welke verrekeningen dit zijn. Over- of onderbedeling van pachtgrond geven geen aanleiding tot geldelijke verrekening (zie dit tijdschrift, blz. 15). Lid 4 van art. 18 kan wel aanleiding geven tot verrekening. Blijft de vraag of de leden 2 en 3 van art. 18 oorzaak kunnen zijn van verrekening (het geval, dat pachter en verpachter worden verwisseld). Deze vraag is zowel in het Voorlopig Verslag als tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zeer uitdrukkelijk gesteld. Men wees erop, dat in de Memorie van Antwoord op deze vraag af wijzend was geantwoord, maar dat volgens deskundig advies verrekening (schadevergoeding) wel mogelijk zou zijn, indien de nieuwe pachtverhouding ten aanzien van duur en verlengbaarheid niet van dezelfde kracht zou zijn als de oude. Minister Mansholt zei ten slotte: ,,Ik wijs er met nadruk op, dat wij hiermede (vergoedingen) een zeer gevaarlijke kant op zouden gaan" (blz. 4013 Handelingen Tweede Kamer). Volgens de Minister zou de rechter voor het geval dat een reclamant zich beriep op de mindere „kwaliteit" van zijn nieuwe pachtovereenkomst zo'n overeenkomst kunnen wijzigen of vernie tigen en de P.C. opdragen een andere oplossing te zoeken. Hiermede zou de rechter zich echter in een wespennest steken, want de verande ring van één pachtovereenkomst kan gevolgen hebben voor veel andere overeenkomsten en waar zou dan het einde zijn? Waarom zou de rechter indien de P.C. kan aantonen welke grote belangen er bij het handhaven van de gewraakte overeenkomst op het spel staan aan reclamant geen schadevergoeding toekennen? Zelfs acht ik het zeer goed mogelijk, dat de P.C. zich in een speciaal geval bewust van de mindere kwaliteit van de nieuwe overeenkomst de pachter een be hoorlijke schadevergoeding aanbiedt. De wet spreekt immers in art. 18. 3e lid van „het behouden van zoveel mogelijk dezelfde aanspraken" d.w.z. wanneer men in de onmogelijkheid verkeert een nieuwe overeen komst van dezelfde kracht te ontwerpen, laat de wet toe, dat men over gaat tot een overeenkomst die de oude zoveel mogelijk benadert. En in zo'n geval is een schadevergoeding niet uitgesloten. Mijns inziens biedt het 3e lid en ook het 7e lid van art. 100 de mogelijkheid tot het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 30