55
Verpondingsordonnantie van 1823 (I. Stsbld. nr. 5) een harmonisch en
praktisch zeer hanteerbaar geheel, dat zich uitstekend aanpaste en aan
past aan de behoeften.
Het bleek bezwaarlijk na te gaan welke kadastrale opvattingen, ge
steld dat zij die hadden, de samenstellers van die instructie huldigden.
Een feit is, dat men i.z. de opzet van dit kadaster van 1837 de juiste
(en een voor die tijd wel zeer voorlijke) weg koos: een uitgesproken
eigendomska.da.ster, met aparte voorzieningen ten behoeve van de fiscus.
Immers de registratie werd gevoerd met behulp van een naar een
„blokkaart" verwijzend „blokregister", waarin het eigendomsperceel
onder een volgnummer werd beschreven (ligging, mutaties in de eigen
dom, vestiging van zakelijke rechten e.d.). Het verwees ook naar een
„meetbriefregister", waarin het object der gerechtelijke akte, o.m. met
een aparte kaart, nader werd omschreven. Overigens nummerde en om
schreef dit meetbriefregister niet alleen de op de blokkaart voor
komende (eigendoms)percelen, doch ook grondstukken die nog niet
het object waren van een gerechtelijke akte, bv. meetbrieven voor split
singen e.d., voor aanvragen in eigendom van vrij staatsdomein, enz.
Men kan het dus zo zien, dat het blokregister „gerechtelijke akte
percelen" registreerde, terwijl het meetbriefregister de nadere omschrij
ving gaf van die percelen en bovendien een registratie vormde van
grondstukken die mogelijkerwijze een rechtsperceel zouden kunnen
worden. En dan uiteraard in het blokregister verwerkt zouden worden.
De fiscus, die in 1823 nadrukkelijk het eigendomsperceel had belast,
kwam aan zijn trek via het „register van de vastigheden onderhevig
aan de belasting der verponding", dat nagenoeg alle gegevens van het
blokregister vermeldde en bovendien de verpondingsaanslagen. Deze
twee registers werden later om utiliteitsredenen samengesmolten tot
een verpondingsregister of -kohier en de blokregisternummers van de
percelen werden verpondingsnummer genoemd. Deze percelen waren
dus de eenheden van de boekhouding van dit eigendomskadaster. En
uiteraard bleef dit verpondingsregister naar het meetbriefregister ver
wijzen. Overigens worden in dit verpondingsregister alle gegevens ver
zameld, die van belang kunnen zijn: rechtstoestand, filiatie, ligging,
grootte, verpondingsaanslag, enz.doch bovendien ziet men ook dade
lijk of het perceel het object kan worden van rechtshandelingen die
nog niet hun beslag hebben gekregen. Bv. of het perceel betrokken is
bij een voorgenomen samentrekking (vermelding samentrekkingsmeet
brief) of dat er verkoopplannen zijn of een erflating is (vermelding
van de landmeterskennis, die bij overgang aan de amtenaar I. en O. op
grond van art. 15 der ordonnantie vóór de overschrijving moet worden
overgelegd), enz.
Van deze, overigens in enkele sobere trekken geschetste opzet, zal
men moeten erkennen dat hij drie aantrekkelijke kanten heeft. Hij vol
doet volkomen aan het principe van I. Boer Hzn., omdat de basis van
de kadastrale eigendomsboekhouding, i.e. het verpondingsregister, niet
„veranderlijk is door invloeden waaraan die boekhouding vreemd moest
blijven". En een tweede, eveneens in die tijd (1837) voorlijke eigen
schap was, dat de kadastrale „voorbereidende taak" via de meet-