119
niet is gericht op werking na de ruilverkaveling"kan men afleiden,
dat deze denkt aan een bevoegdheid die slechts zou gelden tot aan het
overschrijven van de akte van ruilverkaveling.
Iets dergelijks leest men in een overweging van het Hof te Arnhem
(N.J. 1953/202). Deze luidt: „O. dat hierbij is op te merken, dat
eventuele toewijzing der door geïntimeerde (Van Elk) ingestelde vor
deringen haar volle uitwerking zal hebben, doch slechts tot het tijdstip
waarop de ruilverkaveling „Maas en Waal West" definitief ten einde
is gebracht door overschrijving der acte van ruilverkaveling in de
openbare registers, zodat geïntimeerde vanaf dat ogenblik geen rechten
meer kan doen gelden op de litigieuse strook".
De Hoge Raad spreekt slechts zijn veto uit over het cassatiemiddel,
dat stelt, dat na het vaststellen van de lijst van rechthebbenden over
de eigendom niet meer bij de gewone rechter zou mogen worden
geprocedeerd, wat hierop neerkomt, dat uit geen enkel artikel van de
Ruilverkavelingswet is te lezen, dat na dat tijdstip het beslissen van
burgerrechtelijke geschillen aan de gewone rechter zou zijn onttrokken.
Merkwaardig is in dit verband ook nog een zinsnede uit de pleitnota
van de advocaat voor Van Elk, waarmede deze zijn pleidooi besluit:
„Men kan het er nu over eens zijn, dat na het voleindigen van de ruil
verkaveling, Van Elk zijn rechten op de dam (litigieuze strook) kwijt
is, doch waarom dit aan te nemen vóórdat dit het geval is, vóórdat de
nieuwe kavelindeling is gemaakt, terwijl de toestand nog geheel gelijk
is aan de toestand zoals die onbestreden bestaan heeft. Feitelijk is er
nog niets veranderdhet is tenslotte mogelijk, dat de ruilverkaveling
niet doorgaat waarom dan toch verandering van rechten aan te
nemen?".
Hoe valt dit laatste nu weer te rijmen met een iets eerdere zin uit
de nota, waarin staat dat Van Elk geen bezwaar tegen de lijst heeft
gemaakt, terwijl het zelfs de vraag is of hij het verschil, tenzij bij zeer
uitvoerige controle, wel zou hebben ontdekt en dat Broekman hem
nooit de eigendom van de litigieuze strook heeft betwist. Zelfs na het
vaststellen van de lijst wist geen van beide partijen van het geschil af.
Eerst nadat de landmeter de grenspalen op het terrein kwam stellen
trad het geschil aan de dag en begon Broekman met het schenden van
Van Elks rechten op de dam.
Het komt mij voor, dat hier bij de ruilverkavelingsprocedure iets
over het hoofd is gezien en de opmerking over het palen plaatsen van
de landmeter is mij volkomen onbegrijpelijk in dit verband, daar uit
alles blijkt, dat de ruilverkaveling van het blok nog niet aan een plan
van ruilverkaveling met uitzetting van kavelgrenzen op het terrein
toe was.
Wie lost dit raadsel op?
Rotterdam, februari 1955.