122 Bestudering van de daarop betrekking hebbende cijfers in de jaar verslagen van de Centrale Commissie doet ons zien, dat deze grootte bij lange na niet gehaald wordt. Dat dit resultaat niet wordt bereikt, ligt zeker niet aan gebrek aan personeel, noch aan gebrek aan geld, maar heeft oorzaken die buiten het bestek van deze beschouwing vallen. Bij de bespreking van de taak van de Cultuurtechnische Dienst merkt de schrijver op (blz. 7), dat deze dienst behalve de vervaardiging van kaarten en de bijhouding van het financieel beheer ook de administratie van de ruilverkavelingen verzorgt. Als de schrijver hiermede bedoelt de eigendoms- en pachtadministraties (enige andere administratie van betekenis is mij niet bekend) moge worden opgemerkt, dat deze berus ten bij de bureaus ruilverkaveling en daar worden samengesteld en bijgehouden. Op blz. 9 lezen we, dat ,,de nieuwe kavels meestal reeds in een vroeger stadium in gebruik zijn genomen, nl. naarmate de terreinwerk zaamheden gereed komen". Dit zou de indruk kunnen vestigen alsof het gewoonte was de kavels in verschillende delen van een verkaveling op diverse tijdstippen te laten overgaan. Hoewel in een enkele ver kaveling de situatie wel eens zodanig kan zijn, dat men een geheel apart gelegen deel afzonderlijk behandelt, zal toch in verreweg de meeste gevallen de ingebruikneming van een geheel blok op één tijd stip plaats vinden (nl. wanneer dit landbouwkundig verantwoord is en de stand van de werkzaamheden aan wegen en waterlopen dit toe laten). Op blz. 16 merkt de schrijver op, dat vooral de deskundigen van de P.C., t.w. de cultuurconsulent en de landmeter, de wenszittingen houden en het plan van verdeling samenstellen. Tot nu toe heeft de cultuur consulent geen bemoeienis gehad met het ontwerp-plan van verdeling, noch met de wenszittingen. In de toekomst, als één ingenieur van de C.T.D. zich grotendeels bezig houdt met één ruilverkaveling, zal er zeker meer overleg plaats vinden, maar van een gezamenlijk vervaar digen van dit plan kan moeilijk sprake zijn, omdat dit soms een werk van vele maanden is en de betrokken ingenieur onmogelijk zo lang aan zijn andere werkzaamheden kan worden onttrokken. Op blz. 18 wordt de wenselijkheid behandeld, eventueel een bestaande verhouding pachter/verpachter te wijzigen. De schrijver merkt hierbij op, dat indien de pachter de verpachter zou volgen naar diens nieuwe kavel, hieraan wel eens i.v.m. art. 14 (zoveel mogelijk eigen grond en grond van dezelfde hoedanigheid) bezwaren verbonden kunnen zijn. Inderdaad kunnen grote bezwaren verbonden zijn aan het overbrengen van de pachter naar de nieuwe kavel van de verpachter, maar deze liggen, meen ik, niet zozeer op het terrein van art. 14 (de door de schrijver opgenoemde bezwaren gelden immers ook voor de eigenaar) als wel in het feit, dat de gebruikstoestand na de ruilverkaveling voor de pachter ongunstiger zou kunnen zijn dan ervóór. Op deze grond zal men de pachter een kavel van een andere verpachter aanbieden, die voor hem gunstiger gelegen is. Bij de behandeling van de kosten (blz. 27) komt m.i. niet voldoende

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 20