126
I9S4/I52- Hof 's-Hertogenbosch, 17 november 1953.
Tussen twee huizen liep een gang, grotendeels over grond van eiser
Met gedaagde was een overeenkomst gesloten, dat deze de gang
mocht gebruiken tegen een. jaarlijkse vergoeding, welke overeenkoms»
met een maand kon worden opgezegd, terwijl dan een afscheiding
geplaatst zou worden. Bovendien was overeengekomen, dat partijen
zich dan zouden houden aan een grensuitzetting van de landmeter
volgens de aantekening van die scheiding op het kadaster te X aan
wezig.
De overeenkomst wordt opgezegd, de grens wordt uitgezet, waarbij
blijkt, dat gedaagde zo weinig grond overhoudt naast zijn huis, dat hij
daarover geen uitweg kan hebben.
In beroep voor het Hof werpt appellant (gedaagde in ie instantie)
op, dat de Rechtbank heeft overwogen, dat hij zich heeft te gedragen
naar de uitzetting op het terrein door de landmeetkundige dienst van
het kadaster en dat niet opgaat zijn verweer, dat hij in goede trouw
niet gebonden mag worden aan die uitzetting, nu die dienst bij de
uitzetting fouten heeft begaan. Het Hof overweegt, dat als dit de strek
king van het verweer zou zijn geweest, deze feitelijk niet gegrond zou
zijn (m.a.w. er zijn geen fouten begaan bij de uitzetting) maar dat deze
grief een andere bedoeling heeft, nl. een beroep op dwaling bij het
sluiten van de overeenkomst en misbruik van recht door de tegen
partij, wat door het Hof ook wordt verworpen.
I954/2°2- Hof Arnhem, 17 november 1953*).
Dit arrest bekrachtigt een vonnis van de Rechtbank aldaar over de
artt. 46 en 84 van de Ruilverkavelingswet 1938. Het uitvoerige arrest
komt tot de conclusie, dat de lijst van rechthebbenden „positieve" wer
king heeft, maar wijziging in de rechtstoestand treedt pas in als de akte
van ruilverkaveling is overgeschreven in de openbare registers. Zo
werd hier gestreden over een strook van een kadastraal perceel, afge
scheiden door een sloot van de rest van het perceel, welke strook door
een aangrenzende eigenaar werd gebruikt en die in de lijst van recht
hebbenden als eigendom van de kadastrale eigenaar was aangemerkt.
Tegen de lijst was geen bezwaar gemaakt, maar later ging de andere
eigenaar bij de Rechtbank proberen te laten vaststellen of" hij niet als
eigenaar van die stro'ok moest worden aangemerkt.
De Rechtbank oordeelde, dat ondanks de lijst, nog geen wijziging
in de ware eigendomstoestand was gebracht en dat eiser dus tot ge-
tuigenbewijs om zijn recht aan te tonen moest worden toegelaten, het
geen het Hof bevestigde onder uitvoerige motivering, waarvan hier
alleen geciteerd moge worden: „en dat voorts de overschrijving van de
acte van ruilverkaveling in de openbare registers zuiverend werkt ten
aanzien van alle vroegere rechten op de onder de ruilverkaveling val
lende goederen, dat wil zeggen, dat alle rechten, die niet in deze acte
zijn aangeduid en omschreven zijn vervallen, met andere woorden, dat
Dit arrest is in extenso opgenomen in jg. 1954 van dit tijdschrift, blz. 33.