137
D. veelhoeksmetingen (biz. 35-55),
E. magnetische metingen (biz. 56-65),
F. het uitzetten van rechte lijnen en cirkelbogen (blz. 66-86),
G. trigonometrische hoogtemeting (blz. 87-98),
H. tachymetrie (blz. 99-138),
I. het verdelen van figuren en grensregeling (blz. 139-145).
Een zakenregister besluit het werk.
Het boekje is bestemd voor civiel- en cultuurtechnische ingenieurs.
Het bevat echter voor de geodeet ook vele raadgevingen van praktische
aard, speciaal in de gedeelten F en H. Het is prettig te constateren, dat
de schrijver in zijn boek ook nieuwe instrumenten heeft genoemd en
afgebeeld. Zo komt bv. in het hoofdstuk Tachymetrie een beschrijving
voor van de zelfreducerende afstandsmeter RDS van Wild en van het
fraaie waterpasinstrument met automatische horizontering van de
vizierlijn, de Ni 2 van Zeiss. Niet genoemd is de zelfreducerende RDH
voor dubbelafstandsmeting met horizontale baakalleen de Redta van
Zeiss wordt besproken. Als hulpmiddelen om bij niet-reducerende in
strumenten gemeten afstanden tot de horizon te herleiden en om
hoogteverschillen op gemakkelijke wijze te berekenen, geeft schrijver
in een bijlage enige nomogrammen. Verder noemt hij als hulpmiddel de
bekende rekenliniaal Aristo-Geodat van de firma Dennert und Pape.
De theodoliet met zijn afleesinrichtingen wordt in het boek uitvoerig
in het kader van het werk m.i. te uitvoerig besproken, eerst in
het gedeelte A en daarna nog eens, doch thans alleen wat de meting
van verticale hoeken betreft, in G. Over de bekende coïncidentie
instelling, zoals bv. bij de Wild T2 is toegepast, wordt de lezer even
wel niet ingelicht.
Hoofdstuk D kan mij het minst bevredigen. Dat er, zoals uit blz. 35
kan worden afgeleid, naar gestreefd moet worden veelhoeken niet
langer dan 1 km te maken, zal door hen die enigszins op de hoogte zijn
van de nieuwere theorieën op het gebied der puntsbepaling niet meer
worden onderschreven. De bewering (blz. 35) dat de lengte van de
veelhoekszijden niet groter dan 250 en niet kleiner dan 60 m moet zijn,
hangt volkomen in de lucht. Op blz. 36 propageert de schrijver de ge
sloten veelhoek zonder daarbij te vermelden, dat de systematische
fouten in de lengtemeting in zo'n polygoon in het geheel niet tot uiting
komen. Bij de volledig aangesloten veelhoek had gezegd moeten
worden, dat zo'n veelhoek zo gestrekt mogelijk dient te zijn. Doordat
de schrijver voorbeelden geeft van de berekening van een gesloten, een
open en een volledig aangesloten polygoon, is de behandeling van de
stof hier niet zeer overzichtelijk.
Waarom de sluitfout in de hoeken van de polygoon gelijk over de
hoeken wordt verdeeld dit impliceert nagenoeg gelijke zijdelengten
wordt niet vermeld. De aansluiting aan een ontoegankelijk punt, die
toch zoveel voorkomt, wordt niet besproken. Goed is evenwel weer,
dat de aandacht wordt gevestigd op de geleide centrering en met ge
noegen heb ik gezien dat, ter controle bv. van de berekening van een
argument uit de coördinaten van twee punten, de berekening ook plaats