138 heeft in een assenstelsel dat t.o.v. het oorspronkelijke 50 gr is ge draaid. Het gedeelte I behandelt in klein bestek wat door Hof in zijn be kende werkje Landmeten op zo'n uitnemende wijze uitgebreider is behandeld. In de bijlagen is een tabel opgenomen voor de omrekening van de oude naar de nieuwe verdeling van het kwadrant. N. D. Haasbroek Ir. J. A. Muller en A. Scheffer. Landmeten en Waterpassen. 380 blz., 16 X 24 cm, 2e druk, H. Stam, Haarlem, 1954. Prijs ge bonden 17.50. Ter beoordeling ligt voor mij de tweede druk van het werk van de heren Muller en Scheffer. De eerste, verschenen in 1948, werd in dit tijdschrift gerecenseerd door Harkink (jaargang 1948, blz. 235) en ondergetekende heeft er in „De Ingenieur" destijds zijn oordeel over uitgesproken. Blijkens het „woord vooraf" bij de nieuwe druk hebben de schrij vers rekening gehouden met de toen gemaakte kritische opmerkingen. Bij het doorbladeren van het werk blijkt mij, dat inderdaad verschei dene wijzigingen zijn aangebracht; de tweede druk is dan ook zeker als een verbetering van de eerste te beschouwen. De schrijvers zijn op de hoogte van hun tijd gebieven en hebben terecht verscheidene nieuwe instrumenten, die sinds 1948 zijn ver schenen, in hun werk vermeld. Ik noem hier wat het waterpassen betreft de Zeiss Opton Ni 2 met automatische horizontering van de vizierlijn en, voor wat de zeli- reducerende afstandsmeters aangaat, de RDS en de RDH van de firma Wild. Bij de instrumenten die zij voor de barometrische hoogtemeting noemen mis ik de moderne micro-barometer van Askania. Ook in deze druk hebben de schrijvers er nog niet toe kunnen be sluiten de rekenmachine als hulpmiddel bij landmeetkundige bereke ningen te gebruiken. Het doet me genoegen, dat de interessante geschie denis van het N.A.P. geheel up to date is en dat de schrijvers in hun boek het nietszeggende woord straatpot hebben vervangen door het pas geïntroduceerde baaksokkel. Behalve het vele goede dat van het boek kan worden gezegd, dient ook een woord van kritiek te worden gesproken. Ook thans weer richt zich die kritiek hoofdzakelijk tegen de behandeling van de veelhoek. De figuur op blz. 217, die de lezer een indruk moet geven van de invloed van de systematische fout in de lengtemeting, is fout; het lijkt er niet op, dat de volgetrokken gesloten veelhoek gelijkvormig is met de gestippelde. Het is onjuist, dat (blz. 218) de lengten van de zijden zo nauwkeurig mogelijk moeten worden gemeten. Voor 3e-klasse-gebied zijn die eisen heel anders dan in ie-klasse-terrein. Bovendien is de vereiste nauw keurigheid afhankelijk van de vorm en de lengte van de veelhoek. Op blz. 219 wordt ten onrechte de indruk gewekt, dat de bepaling van de sluitfouten fx en vooraf gaat aan de hoekvereffening van de veel-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 36