139 hoek. Uiteraard weten de schrijvers beterhet rekenvoorbeeld van blz. 222 is natuurlijk - goed. De bewering (op blz. 220) dat bij gestrekte veelhoeken fx en na genoeg alleen te wijten zijn aan systematische fouten in de lengtemeting is onjuist en ook de aansluiting aan een ontoegankelijk punt is niet goed behandeld (blz. 224). De door de schrijvers gevolgde methode is alleen te gebruiken als de zijde 1-2 uit figuur 224 de lengte van een normale veelhoekszijde heeft. Dit is meestal niet het geval, zeker niet als 1 een vastleggingsbout is. Men dient hier de hoeken af te sluiten in 2, de coördinatenvereffening van de veelhoek door te laten lopen tot 1. Het is een misvatting te geloven „dat de basis zo zuiver mogelijk" gemeten moet worden (blz. 225). Bij de bewerking van een nieuwe druk geef ik de schrijvers gaarne in overweging fig. 227-1 door een betere te vervangen met de tussenaansluitingsrichting loodrecht op de hoofdrichting van de veelhoek. Tevens zag ik graag de bespreking van een abnormale fout in de lengte- en hoekmeting met een figuurtje toegelicht. Wellicht dat dan tevens enige ruimte kan worden besteed aan de „normale" boussoleveel- hoek, die wat meer controle biedt dan die met springstations. Op blz. 228 (voetnoot) vergissen de schrijvers zich evenniet alleen in de oorsprong van het assenstelsel der RD valt het kaartnoorden samen met het astronomische noorden, maar in alle punten waarvoor X o; immers de F-as is de afbeelding van de meridiaan van Amers foort. Aan het onderwerp waterpassen is zeer veel aandacht geschonken. Ik meen dat al het belangrijke er wel in is besproken en de lezer krijgt er een goed denkbeeld uit hoe aaneengeschakelde en vlaktewaterpas singen in de praktijk worden uitgevoerd. Ook de diverse foutenbronnen zijn duidelijk behandeld, al zou men de behandeling wel iets systema tischer willen zien en de invloed van regelmatige zakking van instru ment en baken toegelicht met enkele eenvoudige figuurtjes. Uit een tekeningetje ziet men ook gemakkelijk dat in tegenspraak tot wat op blz. 311 staat de scheve stand van een baak in horizontaal terrein geëlimineerd kan worden in een even aantal slagen. De behandeling van het onderdeel Driehoeksmeting is voldoende. Ik meen dat schrijvers er goed aan doen in een nieuwe druk te vol staan met een driehoeksnet met één centraal punt, maar dan ook de formule voor de berekening van de sinuscorrectie af te leiden die thans zonder afleiding is vermeld op blz. 239. Hoofdstuk B VI, dat op detailmeting betrekking heeft, is zeer goed. Hierin zijn de auteurs in hun element. Ze besteden zeer veel zorg aan de opzet van de meting en aan een doelmatige controle er van. Wel is m.i. voor bestrijding vatbaar of de controle zo ver moet gaan dat, zoals de schrijvers op blz. 134 opmerken, „met zekerheid moet worden geconstateerd niet alleen dat, maar ook waar er een fout is gemaakt en hoe groot deze fout is". Onjuist is het (blz. 135) te menen, dat het meten van de diagonaal AC de figuur 134 afdoende controleert; een fout in AD immers beïnvloedt de lengte van CD slechts zeer weinig. Aan de grootteberekening hebben de schrijvers veel aandacht be-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 37