RECHT EN ADMINISTRATIE Amende honorable P. H. M. PLASMAN Oud-hoofd van het Ned.-Indische kadaster, Breda: De reacties op mijn twèe vorige opstellen deden mij de kadastrale zaken opnieuw bepeinzen. Mijn eerste conclusie was: guttegut, wat bén ik begpnnenWant ik voel mij genoodzaakt de Redactie wederom gast vrijheid te verzoeken. Alzo Mijn „overpeinzingen" zijn niet geboekstaafd om te trachten het Nederlands Kadaster met een luchtig praatje in zijn dessous te zetten. Nu zullen de meesten Uwer mij niet van dit wel zeer luchtig streven verdenken, maar het lijkt me om goede redenen nuttig U te vertellen hoe ik tot het schrijven van dat opstel kwam. Ik meende en meen nog, dat de congrescommissie voor administratie en juridische problemen op een verkeerd paard wedde door een (vierde) Regeringscommissie aan te bevelen, speciaal voor het ontwerpen van delimitatievoorschnhen. Niet alleen omdat de zo sterk sprekende ka dastrale moeilijkheden, naar mijn mening, veel dieper liggen dan de delimitatielaag, maar ook omdat de vele en velerlei zaken die met het delimitatievraagstuk samenhangen, bezwaarlijk in een complex van voorschriften te vatten zijn. Ik overwoog, dat er in deze materie slechts sprake kon zijn van richtlijnen. En deze zijn toch in onze wetgeving (nemo plus iuris in alium transferre potest quam ipse habet) en de daarbij behorende jurisprudentie verwerkt? Overigens: wat zouden voorschriften ter zake anders kunnen zijn dan een instructie voor nog onervaren of onkundige landmeters? Uiteraard is de samenstelling van een dergelijke instructie geen opgave voor een Staatscommissie, doch een typische taak voor een dienstleiding; want slechts die kan beoordelen in hoeverre en op welke punten het inzicht in delimitatie- problemen te kort schiet. Het bleef natuurlijk mogelijk, dat gij U voorstelde aan die delimi- tatievoorschriften het recht te ontlenen uiteraard na wettelijke be krachtiging een door het Kadaster vastgestelde grens voor alle verdere partijen onaantastbaar te maken. Omdat gij zoudt menen ik laat in het midden of die mening juist is dat Uw voornaamste moeilijkheden dan opgelost zijn. Ik vreesde echter, dat gij U met dit streven dan toch wel op zeer glad ijs zoudt begeven, nl. op dat van een rechtsgeldig kadaster. En ik betwijfelde of uw kadastraal zoolbeslag reeds van voldoende scherpte en sterkte is, om U op de been te houden bij de vele aanvallen en weerstanden, die gij ongetwijfeld te verduren en te overwinnen zoudt hebben. Dit alles overwegende, uiteraard aan de hand van Uw literatuur, voor zover die voor mij bereikbaar was, kwam ik tot de slotsom, dat een zachte wenk tot bezinning (zie blz. 4 van dit tijdschrift jg. 1955) misschien nuttiger en voor mij, als buitenstaander, meer passend zou

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 3