LANDMEETKUNDE Onderzoek van het sterktegetal Ir. P. A. ROOS Geodétisch-ingenieur te Vlaardingen Beschouwing over de formule voor het sterktegetal Voor de verkenning van driehoekskettingen wordt door de Coast and Geodetic Survey in de U.S.A. gebruik gemaakt van het sterkte getal R („strength of a figure") als maat voor de nauwkeurigheid. R wordt berekend voor elke figuur van de ketting en %R, de som van alle R's, geeft het sterktegetal van de gehele ketting. R wordt berekend uit R='U=^X (S.J SaSb+Kb2) i Hierin is D het aantal waargenomen richtingen verminderd met 2, C het aantal voorwaarden in de figuur en en Ss zijn de logaritmische differenties van de sinus voor i", uitgedrukt in eenheden van de 6e decimaal, resp. van de hoeken A en B van een driehoek. A en B zijn steeds die hoeken, die in de ketting gebruikt worden voor de bereke ning van de eindzijde. Voor figuren als de volgemeten vierhoek (de C. G.S. maakt voor de triangulatie bijna uitsluitend van kettingen van deze figuren ge bruik), waarin op meer dan één manier uit de beginzijde een andere zijde bepaald kan worden, berekent men 2 R's, R1 en R2 genoemd, f?! is de kleinste van alle mogelijke R's voor een bepaalde figuur, R2 is de op één na kleinste. Om nu een minimumnauwkeurigheid te waar borgen, kan men voor R1 en R2 maximumwaarden vaststellen. Zo geldt b.v. bij de C. G.S. voor een triangulatie van de eerste orde, dat R1 25 en R2 80 moet zijnverder moet 2/?i tussen twee basissen kleiner zijn dan 110. De berekening van R wordt vergemakkelijkt door een tafel, waarin meteen de vorm tussen haakjes uit (1) voor elke driehoek kan worden opgezocht. Deze tafel is te vinden in diverse Special Publications van de C. G.S., o.a. in de nrs. 93, 225, 247. (1) berust (zie b.v. Spec. Publ. 247) op de volgende formule: u\ 1 d2 2 (8^ SA SB+ Sb2) (2) uan is hierin de relatieve middelbare fout (hieronder wordt verstaan de m.f. in een grootheid, gedeeld door die grootheid) in de eindzijde van een ketting en d de middelbare fout in een richting. Hieruit blijkt dus, dat R in verband staat met de relatieve m.f. in de eindzijde van een ketting. Een bewijs van (2) is te vinden in Wright en Hayford, „Adjust ment of Observations", 2e druk, blz. 237, 238; daar wordt tenminste een soortgelijke formule bewezen. Een verwijzing hiernaar is echter

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 3