221
Op de basis van een vragenlijst van de voorzitter-rapporteur Prof.
Kneissl hebben vele landen hun mening over de berekening gegeven.
Deze meningen zijn met opmerkingen over een nieuwe verbeterde ver
effening en berekening door Kneissl in een lijvig rapport verwerkt.
Het blijkt dat bijna alle Europese geodeten overtuigd zijn van het
nut van een herberekening, uit te voeren over een tiental jaren, nadat
de aansluitingen van nationale triangulaties verbeterd zijn en meer en
betrouwbaarder metingen van basissen en laplacepunten beschikbaar
zijn. Voor de studiegroep is dus nog een ruim arbeidsveld weggelegd.
Als gevolg hiervan zal wel geen der Europese landen overgaan
op het nieuwe U.T.M.-coördinatenstelsel, voor wat de kaarten op
grote schaal betreft. Voor de topografische kaarten ligt de zaak
anders; ook de hydrografische diensten zouden graag gebruik maken
van deze coördinaten.
Over de wijze van hervereffening en -berekening is uitvoerig van
gedachten gewisseld. Slechts enkele van de rapporten worden hier
vermeld: „Comments for Study Commission nr. 3" (Whitten), ,,Zur
Frage der Neuausgleichung des Europanetzes" (Ledersteger, zie ook
onder studiegroep 1), „Some Remarks on the Computation and Adjust
ment of Large Systems of Geodetic Triangulation" (Baarda), „Zur
Ausgleichung grossflachiger Dreiecksnetze nach vermittelnden Beob-
achtungen mit Koördinaten streifenweiser Abbildungen" en „Vor-
schlage fiir eine verbesserte Ausgleichung des Europaischen Dreiecks-
netzes" (Wolf), „Gedanken über eine Neuausgleichung des Europai
schen Dreiecksnetzes" en „Kritische Betrachtungen zur Ausgleichung
insbesondere von Dreiecksketten und -netzen" (Gotthardt), „Gedan
ken iiber eine Neuausgleichung des Europaischen Dreiecksnetzes"
(Kneissl), „Einige Untersuchungen iiber die Einwirkung der Abrun-
dungsfehler bei Gross-AusgleichungenNeu-Ausgleichung des Süd-
finnischen Dreieckskranzes" (Korhonen).
Het komt de schrijver dezes voor, dat nog zeer veel misverstand
heerst over de betekenis en de waarde, ook de betrekkelijkheid hiervan,
van de waarnemingsrekening en de methode der kleinste kwadraten.
Het is dan ook te verwachten, dat in de komende jaren interessante dis
cussies zullen plaats vinden op de bijeenkomsten van deze studiegroep.
Merkwaardig was, dat dezelfde misverstanden bleken op de zittingen
van de secties IV en V, vooral waar het het ijken van zwaartekrachts-
meters betrof. Ook was merkwaardig, dat op enkele uitzonderingen na,
van toepassing van de moderne mathematische statistiek niet gerept
werd.
Diverse publicaties. Grote indruk op mij hebben gemaakt mede
deling en rapport van F. W. Hough„Geodetic Interests and Activi
ties of the Army Map Service, Corps of Engineers, U.S. Army, Sep
tember 1951 to August 1954" (9 biz., 3 kaarten). Gezien het grote
belang voor de geodesie van het werk van de A.M.S. wil ik hier iets
dieper op ingaan. Hough begon met eraan te herinneren, dat hij op
het congres in Brussel in 1951 kon meedelen, dat de vereffening van
het Europese driehoeksnet, westelijk van de meridiaan van 30° ooster-