225
Sectie III.
Het werkgebied van deze sectie was verdeeld in drie delen, over
eenkomende met de studiegroepen 6, 7 en 8. Aan elk dezer delen
werden afzonderlijke vergaderingen gewijd.
Studiegroep 6. Na een kort exposé over de nauwkeurigheid van de
astronomische plaatsbepaling, waarin de voorzitter, Prof. Cox, een
aantal problemen stelde, maar daarbij duidelijk blijk gaf geen geodeet
maar astronoom te zijn, kwamen in behandeling het Algemeen Rapport
over geodetische Astronomie en het Rapport van studiegroep 6,
beide uitgebracht door Prof. Roelofs. Van het eerstgenoemde rapport
is een Nederlandse vertaling in dit tijdschrift opgenomen. Het tweede
rapport gaf een overzicht van de resultaten die de studiegroep heeft
bereikt gedurende een (zeer korte) periode van ruim een jaar
voorafgaande aan het congres. Over een van de meest concrete
discussiepunten, nl. het herzien van de bekende astronomisch-geode-
tische hulptafels van Albrecht, blijkt nog geen overeenstemming te
zijn verkregen; sommige landen (bv. België) willen deze herziening
beperken tot het uitbreiden van enkele tabellen en het weglaten van
enkele andere, terwijl andere landen (bv. Joegoslavië) het aantal tafels
sterk willen uitbreiden, ook over het gebied van de geodesie en de gravi-
metrie. Bij dit probleem zullen de financiën ook wel een woordje
meespreken.
Een drietal rapporten van Nederlandse auteurs, reeds enkele weken
vóór het congres aan de belangrijkste deelnemers toegezonden, werden
niet mondeling gepresenteerd en gaven slechts aanleiding tot waarde
rende commentaar tussen de zittingen. Deze rapporten waren„Obser
vations of Mires without Refraction Disturbances" (Van Herk en De
Munck), „A new Method and a new Instrument for the Determination
of the Chronometer Correction by means of Radio Time Signals"
(De Haas), „Recherche sur la Détermination Précise du Profil des
Axes de Rotation" (De Munck). Nederland heeft aldus een zeer
belangrijk aandeel gehad in de werkzaamheden van sectie III.
Een van de belangrijkste punten van discussie was de bepaling van
de chronometercorrectie door middel van continue radio-tijdseinen.
Er is een streven de klassieke, niet-continue nonius-tijdseinen te ver
vangen door continue tijdseinen, die op het zendstation een eenvoudi
ger uitrusting en organisatie behoeven, maar aan de ontvangstzijde
speciale maatregelen eisen, omdat geen coïncidenties met de tikken
van een middelbare tijd-chronometer optreden, zoals bij de nonius-tijd
seinen. Op drie plaatsen heeft men zich met dit probleem bezig gehou
den: in Parijs, waar reeds enkele jaren geleden de „chronoscope"2),
een stroboscopisch instrument, is ontwikkeld, in Brussel, waar een
1) \oor het eerst na Oslo en Brussel werd een afzonderlijk Algemeen Rapport
over Geodetische Astronomie uitgebracht i.p.v. een gecombineerd rapport over
geodetische astronomie en schietloodafwijking, hetgeen bepaaldelijk een verbete
ring is gebleken te zijn.
2) F. Delhomme: Note sur un materiel pour la détermination et la conservation
de l'heure, Bulletin Géodésique 1951, p. 341-351.