Theorie en praktijk
234
schillen) in luchtdrukverdeling en windrichting (niet minder dan
14 billioen ton lucht verplaatst zich jaarlijks van noord naar zuid v.v.),
in bedekking met sneeuw en vegetatie, hoeveelheid ijs aan de polen,
grootte van de straal van de aarde, bv. door temperatuursveranderingen,
etc.
Prof. Ir. W. BAARDA,
Hoogleraar aan de Technische Hogeschool, Delft:
Voordracht gehouden op het 15e congres van de Nederlandse
Landmeetkundige Federatie te 's-Gravenhage op 17 juni 1955.
Het is met schroom, dat ik de uitnodiging van het hoofdbestuur der
N.L.F., heden een voordracht voor U te houden, heb aanvaard. Vaak,
ja bijna te vaak, heb ik de gelegenheid gehad in voordrachten inzichten
van mij en mijn medewerkers aan U kenbaar te maken. En bovendien
vroeg het hoofdbestuur mij nu een filosofische beschouwing te geven
over de juridische en technische grondslagen van de nieuwe uitgave
van de H.T.W. Voor deze H.T.W. echter ben ikzelf niet verantwoor
delijk, maar een commissie, of nog beter de dienstleiding van het
kadaster.
Maar nog zwaarder lag mij dat „filosofische" op mijn maag. Ik
was bang dat het gebruik van de omschrijving „filosofische" verkeerde
gedachtenassociaties zou opwekken. Zo men al van filosofie zou willen
spreken in verband met de nieuwe H.T.W., dan is dit meer in de zin
van het goed Nederlandse en niet mis te verstane woord boerenver
stand. En dan nog is het zo, dat de H.T.W. geen stam is, maar slechts
een loot aan de stam.
Het is de onmiskenbare verdienste van Van Dantzig, dat hij in
woord en geschrift de Nederlandse wetenschapsmensen, w.o. de in
genieurs, de betekenis heeft leren zien van het mathematische en fysi
sche werk ten aanzien van de hieruit afgeleide prognosen. Natuurlijk
staat hij hierin niet alleenhij had voorgangers (men denke aan de
grote Mannoury) en ongetwijfeld heeft hij school gemaakt. Maar ik
meen er goed aan te doen zijn naam te noemen om uit te laten komen,
dat de gedachten die in dit betoog ontwikkeld worden, niet alleen op
mijn credit geschreven kunnen worden. Om elk misverstand uit te
sluiten wil ik hier nadrukkelijk vermelden, dat deze voordracht onder
meer een wel zeer vrije en wellicht enigszins slordige weergave bevat
van hetgeen Van Dantzig en vele andere auteurs, wier werken ik be
studeerd heb, in meer of minder toegankelijke vorm hebben gepu
bliceerd.
Het filosofische in dit betoog is eigenlijk slechts het zich rekenschap
geven van alle kronkelingen in de gedachtengang die leidt tot de ont
wikkeling van een theorie en nog meer tot een praktisch bruikbare
toepassing ervan. Men zou het de ingenieurskant van de filosofie