237 „nabootsen" is essentieel. Omdat alles berust op het opmerken door de mens van processen die zich voltrekken rondom en wellicht met hem dus op waarnemingen en dan nog maar een beperkt aantal waarnemingen door een beperkte groep waarnemers zal het ont worpen formalisme nimmer meer dan een zwakke afspiegeling kunnen geven. Om dit nadrukkelijk aan te geven spreekt men in dit verband vaak van het formalisme als een model van de fysische realiteit. Afwijking van model en fysische realiteit duidt men dan aan met het woord model fout. Modelfouten bestaan dus steeds, zijn echter bij een goede keuze van het model in de praktijk meestal niet te bespeuren, mits men niet al te kritisch ingesteld is. Helaas kan men vooral in de ingenieurswetenschappen zijn door inductie verkregen model niet alleen bepalen t.o.v. de eis, dat model fouten onvoelbaar moeten zijn. Een veel belangrijker eis is, dat deductie binnen het model uitvoer baar zal zijn. Het arsenaal van de wiskunde moet toereikend zijn, zelfs zal vaak getracht moeten worden het model zo op te bouwen, dat slechts van een beperkt gedeelte van dit wiskundig arsenaal gebruik gemaakt behoeft te worden. Dit proces voltrekt zich in een aantal stappen. Inj eerste aanleg zal men trachten een model op te bouwen, dat zo nauw mogelijk parallel verloopt aan processen in de fysische realiteit. Hierna volgt een zorgvuldige analyse van mogelijkheden van ver eenvoudiging, waarbij voor ieder geval de orde van grootte van de opgeroepen modelfouten geschat dient te worden. Deze orde van grootte wordt vergeleken met die van de verschillende benaderingen die, bij toepassing van de theorie, in de praktijk als on voelbaar worden beschouwd, welke vergelijking leidt tot de keuze van de modelvereenvoudiging. Zeer belangrijk zijn hierbij ook overwegingen over de nauwkeurigheid van werkmethoden, bepaald door de maat schappelijke doelstelling van deze methoden. Zo zal het weinig zin hebben een model op te bouwen, dat voor afstanden met modelfouten van slechts enkele millimeters rekening houdt, terwijl de maatschappij slechts decimeters vraagt. Waar dit verband tussen model en praktische toepassing gelegd wordt via door deductie gevonden stellingen, zijn inductie en deductie dus nimmer te splitsen. Wij zouden de bovengenoemde wijze van modelvereenvoudiging zeer goed constructief kunnen noemen en zien dan, dat in iedere theorie het inductieve, het deductieve en het con structieve element onverbrekelijk verbonden zijn. Voor het beschreven proces van modelopbouw geldt, dat essentieel is een zo fundamenteel mogelijke doorvorsing van de theorie en wel speciaal van de wiskunde. Hier ligt nu het terrein van de theoreticus. Duidelijk zal echter tevens zijn, dat de theoreticus even grondig de mogelijke praktische toepassingen van zijn theorie zal moeten kunnen overzien en daarnevens tevens een analyse zal moeten maken van de eisen die de maatschappij stelt. De theoreticus en wel vooral de inge nieur-theoreticus zal dus een zeer goed prakticus moeten zijn, als zijn

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 31