L h 1% In
239
slootkantenafsteker door een collega wordt vervangen, treedt een
variatie in de kanten en daarmee in de grenslijn op. Ook kunnen we
de variatie in de slootkanten beschouwen bij het afsteken van jaar op
jaar. Is hierbij geen kwade trouw aanwezig een redelijke onderstel
ling in de meeste gevallen dan is, dank zij het hier te lande geldende
recht, deze variatie in de grenslijn legaal, en moeten we dus opnieuw
in het model een stochastische grenslijn invoeren.
Op dezelfde wijze moeten we handelen bij het invoeren van hoe
ken en lengten in ons model. Omschreven dient hierbij te worden hoe
men door waarneming tot deze begrippen komt. Ook hier komt men
tot stochastische grootheden.
Grote moeilijkheden ontstaan, als men vroeger opgemeten grenslijnen
weer op het terrein wil uitzetten, zelfs al gebeurt dit zonder gebruik
te maken van coördinaten. Men moet zich nu afvragenzijn de punten
waarvan men bij de uitzetting uitgaat wel dezelfde als die vroeger in
de oorspronkelijke meting werden opgenomen? En dan, wat moet men
als „punt" beschouwen? Gezien het stochastische karakter van bijna
alle gebruikte grootheden is in ieder geval de door het uitzettings
proces gedefinieerde lijn een stochastische lijn, hetgeen leidt tot het
mede uitzetten van een betrouwbaarheidsstrook. Hoe de landmeter nu
moet komen tot het aanwijzen van een lijn, is een kwestie die zeker
nog zorgvuldige bestudering vereist. Ongetwijfeld raken wij hiermee
een der grensgebieden van recht en landmeetkundige techniek. Alge
mener is het de stap uit het model terug in de fysische realiteit.
Kan dus het hanteren van het apparaat van het wiskundig formalis
me veelal aan een theoreticus overgelaten worden, de stap in en de
stap uit dit formalisme zal iedere practicus aangaan.
Van Dantzig karakteriseert deze stappen zeer scherp door te spre
ken van inschakeling, respectievelijk uitschakeling van het formalisme.
De zwakheid van iedere theorie ligt in die van het model én van de
inschakeling. Voorbeelden hiervan zijn er te over. Zo zal het U duide
lijk zijn, waarom men tegenwoordig in de fotogrammetrie i.p.v. „tus
sen foto en terrein bestaat een projectief verband" liever zegt: „tussen
foto en terrein bestaat een projectief verband, maar...".
En zo. is er nog heel wat meer nodig, voor de eerder vermelde
formule
een enigszins reële fysische betekenis krijgt.
Zonder het in de beschouwing betrekken van de toevoegingsdefi
nities zou veel in de waarnemingsrekening onduidelijk blijven. Zo
wanneer wel en wanneer niet van waarnemingen een histogram ver
vaardigd mag worden. Denk aan het voorbeeld van waarnemingen van
de lengte van perenwelke peren moet men hiervoor uitzoeken
Natuurlijk peren van één zelfde soort, maar ook peren van verschil-