241
En hiermee komen we toch op de nieuwe H.T.W. De laatstgenoemde
theorie heeft het immers mogelijk gemaakt dat de foutentheoretische
beschouwingen over de nauwkeurigheid van coördinaten schijnbaar zo
eenvoudig kunnen zijn. Wel moeten we spreken over relatieve nauw
keurigheid, maar ieder enigszins kritisch aangelegd lezer zal zich er
toch wel over verwonderen, dat deze nauwkeurigheid schijnbaar on
afhankelijk is van de plaats in Nederland waar de beschouwde punten
gelegen zijn. Dit resultaat is bereikt door een relativering van het
coördinatenbegrip, hetgeen echter de noodzaak met zich bracht het
coördinatenstelsel, behalve door middel van de R.D.-punten, ook nog
door middel van een stelsel van zgn. hoofdpunten te verankeren aan
het terrein.
Deze vereenvoudiging van ons model zou niet mogelijk zijn geweest,
als niet een analyse van de eisen, gesteld door de maatschappij, had uit
gewezen, dat met een beperkte nauwkeurigheid van de theorie zelve
volstaan kon worden. Hier is dus op ruime schaal van een afweging
van factoren gebruik gemaakt.
Een schets van de gevolgde gedachtengang vindt U in het rapport
„Opzet en techniek van kadastrale metingen", ingediend op het 12e
congres van de N.L.F. juni 1952. De in 2 en 3 van dit rapport
gevonden formule
d cm 3 resp. 6 l km 0,05
is verkregen door een typische inductieredenering, echter vermengd
met deductieve en constructieve elementen.
Daar de hierbij gevolgde gedachtengang geheel is afgestemd op de
normale kadastrale en technische praktijk van het landmeten, zal het
wel duidelijk zijn, dat de afgeleide richtlijnen niet zo maar kunnen gel
den voor werkzaamheden als bijvoorbeeld van de Bijhoudingsdienst
van de R.D. Pas de ontwikkeling van nieuwe theorieën zal hier uit
komst kunnen geven.
Behalve naar een sterke vereenvoudiging van de waarschijnlijkheids-
theoretische kant van het model, is in de nieuwe H.T.W. ook gestreefd
naar het vereenvoudigen van de omschrijving van de corresponderende
begrippen. Ongetwijfeld brengt dit het gevaar met zich mee, dat zich
schijnproblemen bij de toepassing kunnen voordoenvoor zover de
toepassing beperkt blijft tot normale praktijkgevallen, dunkt mij dit
gevaar denkbeeldig, dank zij de vele in de tekst opgenomen waar
schuwingen.
Men zou zich kunnen afvragen of het voor de meer praktisch ge
oriënteerde landmeter zin heeft zoveel aandacht te besteden aan de in
deze voordracht behandelde problemen, nu een nieuwe handleiding
ter beschikking komt. Naar mijn mening heeft dit zeker zin; er worden
immers wel veel formules ter beschikking gesteld, maar deze betref
fen slechts het deductieve element in het werk van de landmeter. Bijna
iedere formule bevat echter een of meer parameters, waarvan de getal
waarde door proeven of redenering voor ieder geval apart vastgesteld
moet wordenmen denke aan de middelbare fouten van idealisatie,