246 vizierlijn van de kijker zal tijdens het ronddraaien om die horizontale as in het algemeen niet precies het meridiaanvlak beschrijven. Dit wordt o.a. veroorzaakt door kleine opstellingsfouten, waarvan het niet geheel horizontaal staan van de draaiingsas er één is. Bij het niet geheel rond zijn van de tappen, waarmee deze as in de legers draait, kan men bovendien slingering in deze as verwachten tijdens het ronddraaien daarvan. Bij zeer nauwkeurige lengtebepalingen spelen afwijkingen van de absolute cirkelvormigheid al een rol zodra deze enkele tienden van microns gaan bedragen. Het is in de praktijk niet doenlijk assen met een dergelijke nauwkeurigheid te vervaardigen. Er zit dus niets anders op, de vorm van de tappen te meten om daaruit correcties te kunnen bepalen, die men achteraf aan de waarnemingen kan geven. Op het laboratorium voor geodesie te Delft is men er met electro- nische hulpmiddelen in geslaagd een snelle en nauwkeurige methode te ontwerpen om asprofielen met de gevraagde nauwkeurigheid te bepalen. Men legt de te onderzoeken tap in een V-vormig leger. Precies tussen de twee steunpunten, waar de as op het leger rust, wordt een electrische taster bevestigd, die verplaatsingen tot op tiende delen van microns kan registreren op een bijbehorende meetbrug. Bij de proeven in Delft werd de as steeds io° verder gedraaid en de bijbehorende aan wijzing op de meetbrug genoteerd. Voor de metingen kon gebruik worden gemaakt van Standaard Philips instrumenten. De gevonden verplaatsingen worden via een ontwikkeling van een fourierreeks in hellingsveranderingen van de horizontale as omgezet. Als tweede onderwerp wordt behandeld een methode om de azimu- tale stabiliteit te controleren van een op een pijler opgesteld instru ment. Veranderingen in laterale refractie maken controle m.b.v. een aards merk onbetrouwbaar. Om deze methode toch toe te kunnen passen zou men de lucht tussen kijker en aards merk moeten verwij deren. Proeven in het Geodesiegebouw hebben aangetoond, dat men met nagenoeg luchtledige buizen goede resultaten kan verwachten. Eenzijdige verwarming door bv. de zon heeft minder effect, naarmate de druk in de buis lager is. Daarna worden nog enkele woorden gewijd aan de invloed van de lichaamswarmte van de waarnemer op het instrument. Deze blijkt niet te verwaarlozen te zijn. Afscherming met isolerend materiaal kan de juiste oplossing van dit probleem geven. Met er op te wijzen welk een belangrijke rol de ionosfeer bij de moderne lengtebepaling speelt, wordt de voordracht besloten. Discussie. Ir. J. VisserHoe lang moet de luchtledige buis zijn en waarom wordt geen collimator gebruikt? AntwoordMen denkt er over vier buizen van 100 meter lengte te gaan gebruiken, naar elke windstreek één. Een collimator is niet stabiel genoeg.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 40