251
Titel io, Verhaalsrecht op goederen.
Afd. io.i, Algemene bepalingen.
Afd. 10.2, Bevoorrechte vorderingen in het algemeen.
Afd. 10.3, Bevoorrechte vorderingen op bepaalde goederen.
Afd. 10.4, Bevoorrechte vorderingen op alle goederen.
Titel 11, Rechtsvorderingen.
Het derde boek begint met het geven van begripsbepalingen. De
ontwerper heeft een scherp onderscheid gemaakt tussen zaken en goe
deren, een onderscheid dat in de bestaande wet nauwelijks valt te
onderkennen. Zaken zullen in het vervolg uitsluitend zijn stoffelijke
voorwerpen die voor bezit vatbaar zijn (art. 3.1.1.1.).
De zaken worden weer onderscheiden in onroerende en roerende.
Onroerend is de grond met zijn bij- en hulpzaken; alle overige zaken
zijn roerend (artt. 3.1.1.2, 3 en 4).
Daarentegen verstaat de wet onder goederen alle zaken benevens
alle vermogensrechten. Vermogensrechten zijn alle rechten die hetzij
afzonderlijk, hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn
of die strekken om de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
(artt. 3.1.1.5 en 8).
De term „onroerend goed" komt in het ontwerp van Prof. Meijers
niet meer voor. In de toelichting op art. 3.1.1.2 zegt hij dan ook: „De
indeling in roerend en onroerend is er een van zaken, niet van goede
ren. Rechten worden dus niet als zodanig als onroerend of roerend
aangemerkt. Het ontwerp spreekt in de plaats daarvan hier en daar
van rechten op roerende en onroerende zaken". Ten overvloede vangt
de toelichting op art. 3.1.1.10 nog eens aan met de woorden: „Gelijk
reeds in de toelichting bij art. 3.1.1.2 is opgemerkt, kent het ontwerp
geen rubriek onroerende goederen. De regels die daarvoor in ons
tegenwoordige recht zijn gegeven, zijn in het ontwerp meer algemeen
gemaakt en gelden thans voor alle registergoederen".
Ook kent het ontwerp het begrip beperkt rechtd.i. een recht, dat
is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte
recht is bezwaard (art. 3.1.1.7). Blijkens de toelichting van Prof.
Meijers op dit artikel (blz. 167) moeten als beperkte rechten o.m.
worden aangemerktvruchtgebruik en pandrecht (bij ieder overdraag
baar vermogensrecht), erfdienstbaarheid, erfpacht, grondrente (bij on
roerende zaken 1), vertaal- en reproductierechten (bij auteursrechten)
en de licentie (bij het octrooirecht).
Een andere begripsbepaling, voor ons van bijzonder belang, is die
van registergoederen. Dit zijn ingevolge art. 3.1.1.10: „goederen voor
wier overdracht of vestiging een inschrijving in daartoe bestemde
openbare registers noodzakelijk is".
Hoewel ook het registerpandrecht de naam zegt het reeds
in een openbaar register zal worden ingeschreven, bepaalt het tweede
lid van hetzelfde artikel uitdrukkelijk, dat het niet als registergoed
1) Prof. Meijers gebruikt hier ondanks zijn pertinente uitspraak zelf de term
onroerende goederenzij het slechts in de toelichting.