253 civiele wet. Wat toch houdt het in? Of een bevel gericht tot de over heid, zorg te dragen voor het instellen en onderhouden van openbare registers of een blote constatering, dat ze bestaan (met aanvullende regelingen). Afgaande op deze strekking, ware plaatsing in een admi nistratieve wet zeker te verkiezen geweest. Hetzelfde geldt m.m. voor art. 1.4.1., dat voorschrijft dat in elke gemeente registers van de burgerlijke stand bestaan. Ook de instelling daarvan hoort thuis in de regelen van het staatsrecht in de meest uitgebreide zin. Het ware naar het voorkomt systematisch juister geweest, indien alles betreffende openbare registers, tot de bijhouding waarvan de burger verplicht of bevoegd is direct of indirect zijn medewerking te verlenen, geregeld was bij afzonderlijke wet, een wet die a.h.w. een band had moeten leggen tussen het staatsrecht en het burgerlijk recht. Wordt in het B.W. ook niet gebruik gemaakt van de notariële akte, zonder dat hiervoor nadere voorschriften worden gegeven en is die akte, die als bestaande wordt aangenomen, niet geregeld in een product van administratieve wetgeving? We zullen hier niet verder op ingaan, doch volstaan met onze vol doening uit te spreken, dat het bestaan en de inrichting van de open bare registers, geheel in tegenstelling tot de huidige toestand het B.W. neemt de aanwezigheid ervan als een vanzelfsprekendheid aan bij de wet is geregeld. Wijde perspectieven, vooral voor het Kadaster zo meenden velen werden geopend door de woorden in het tweede lid„boven hetgeen in de wet is bepaald". Deze redactie zou de mogelijkheid bie den het aantal eisen, aan een inschrijving te verbinden, op te voeren. Zo zou het bijv. mogelijk zijn geweest het gebruik van de kadastrale aanduiding algemeen verplicht te stellen, het gebruik van gedeeltelijke perceelnummers te verbieden (hetgeen de „opmeting- vooraf' insluit) en ook het gebruik van elke andere omschrijving van de objecten der akten te verbieden. We kunnen nu de vraag stellen: Waarom heeft Prof. Meijers de mogelijkheid tot uitbreiding van de vereisten geschapen? Prof. Meijers geeft in de toelichting op zijn ontwerp duidelijk weer in hoeverre de samensteller van de a.m.v.b. de te stellen eisen zou kunnen opvoeren (blz. 172/173). Hij maakt daarbij onderscheid „tussen rechtsfeiten waarvan het rechtsgevolg eerst na inschrijving intreedt bv. de overdracht of vestiging van rechten en rechtsfeiten waarvan het rechtsgevolg ook zonder inschrijving intreedt en de inschrijving slechts dient om een rechtspositie te bevestigen, bv. de vervulling van een voorwaarde en de erfopvolging". „Ten aanzien van de eerste groep van rechtsfeiten" aldus Prof. Meijers in zijn toelichting „kan de a.m.v.b. geen vereisten stellen, die zouden neerkomen op een wijziging of verzwaring van de door de wet voor het ontstaan of tenietgaan van rechten ge stelde eisen". „Ten aanzien van rechtsfeiten, die ook zonder inschrij ving rechten op registergoederen doen ontstaan of opheffen, is de a.m.v.b. vrij vereisten voor de inschrijving te formuleren". Als voor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 47