255 omdat het niet gewenst is dat, wanneer de notaris dit eens mocht ver zuimen, partijen zouden worden gestraft door het onthouden van rechtsgevolg aan hun akte". Deze motivering gaat niet geheel op, want ook volgens Prof. Meijers' ontwerp zouden bij a.m.v.b. overheidslichamen of takken van overheidszorg kunnen worden aangewezen, die hetzij voor vervreem ding, hetzij voor verkrijging, met een onderhandse akte inplaats van een notariële kunnen volstaan (art. 3.4.2.4. lid 2). Er zou dus geen enkele bepaling in de wet te vinden zijn die dergelijke lichamen dwong tot gebruikmaking van de kadastrale kenmerken. Nu in het wets ontwerp de mogelijkheid tot gebruikmaking van een onderhandse akte t) sterk is uitgebreid, hebben de bewerkers van het wetsontwerp het nodig geoordeeld een voorziening ter zake te treffen. Daartoe hebben zij aan het eerste lid van art. 3.1.2.4. dat volgens het ontwerp-Meijers luidde: „De bewaarder der registers weigert een inschrijving te doen, wanneer de voor een inschrijving nodige stukken niet worden overgelegd of wanneer de overgelegde stukken niet aan de wettelijke eisen voldoen." de volgende zin toegevoegd: „Wordt een akte betreffende een onroerend goed ter inschrijving aangeboden, dan weigert hij de inschrijving, wanneer het goed niet is aangeduid met kadastrale kenmerken". De Minister geeft de volgende toelichting op deze aanvulling: „Thans staat de verplichting om onroerende goederen met de kenmer ken van het kadaster aan te duiden alleen in art. 37 van de Notariswet en is het twijfelachtig of de bewaarder van de openbare registers in schrijving van een akte kan weigeren wanneer de bedoelde vermelding ontbreekt. Daar aan de vermelding in de akte van de kadastrale ken merken grote waarde moet worden gehecht, is in het ie lid de in het ontwerp-Meijers niet met zoveel woorden voorkomende verplichting van de bewaarder der registers opgenomen om een inschrijving te wei geren, wanneer er geen kadastrale kenmerken in de akte voorkomen". De toelichting is uiterst soberwaarom aan de vermelding der kadastrale kenmerken in de akte grote waarde moet worden gehecht, is niet nader aangegeven. Zo op het eerste gezicht heeft het de schijn of de Vereniging voor K. en L. zich gelukkig mag prijzen, dat zij het te elfder ure nog aan een harer hartewensen is tegemoet gekomen. Bij nadere beschou wing echter én van de plaats van deze zin én van de redactie, is het de vraag of daartoe wel enige aanleiding bestaat. Prof. Meijers heeft zich kennelijk niet willen inlaten met het admi nistratieve instituut kadaster en nog minder met de meer technische details ervan. Principieel had hij de notariële akte vooropgesteld en daarmee tevens voorzien in de verplichte aanduiding van de onroerende zaken met de kadastrale kenmerken. Hij liet daarmede het Kadaster met zijn kenmerken binnen zijn eigen sfeer: de administratief rechtelijke. 1) Zie de vorige voetnoot.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 49