279 in Noord-Duitsland, een kadaster dat gebruikt moet worden ten be hoeve van belastingheffing, eigendomsadministratie, (planologische) ontwikkelingsplannen. De fotogrammetrie kan snel in de behoefte voorzienhet kadaster moet niet een zuiver grafisch kadaster, maar een elastische combinatie zijn van een getallen- en een grafisch kadaster. Kurandt stelde, dat een rechtskadaster slechts „voldoende" nauw keurig behoeft te zijn, wil het aan de eisen van het grondboekrecht beantwoorden. De nauwkeurigheidseisen worden bepaald door de waarde van de grond. De schrijver behandelt daarna de Beierse opvatting. In Beieren be schikt men over kaarten van het gehele land in één landelijk stelsel. Weliswaar is het kadaster grafisch en acht de schrijver de „Flur- karten" op schaal i5000 voor ruilverkavelings- en planologische doel einden voldoende. Voor uitbreidingsplannen worden echter kaarten op schaal 11000 gevraagd, waarvoor volgens de schrijver de grafische nauwkeurigheid van 20 cm voldoende is. Met een geringe kosten- vermeerdering kan men echter een cm-nauwkeurigheid bereiken, waarmee de basis voor het rechtskadaster is gelegd. Want, zegt de schrijver, „ein Rechtskataster im neuzeitlichen Sinn erfordert in Be- zug auf die Genauigkeit, dass die Eigentumsgrenzen bis auf wenige cm genau jederzeit ausgewiesen und festgestellt werden können". Daarvoor is het noodzakelijk elk grenspunt in het veld door een blij vend merkpunt te verzekeren en terrestrisch in te meten. Deze voor waarden gelden voor elk soort van terrein. Hiermee wordt de in stelling van „instructiegebieden" met verschillende nauwkeurigheids- eisen dus door de schrijver veroordeeld. Gelukkig erkent de schrijver dat het niet mogelijk is Beieren binnen een afzienbare tijd een dergelijk rechtskadaster te verschaffen door middel van de terrestrische meetmethode. Hij ziet de noodzaak van een snellere methode van meten in, daar de maatschappij een vlotte toepassing van de ruilverkaveling wenst. Hij komt tenslotte tot de conclusie, dat het zeer wel mogelijk moet zijn dat de fotogrammetrie, met behulp van terrestrische bijmetingen, een kadaster met voldoende nauwkeurigheid levert. Het is bemoedigend, dat hij tot deze slotsom komt met gebruikmaking van door Neumaier in 1952 gepubliceerde resultaten, hoewel nadien de resultaten nog beter zijn geweest. Met de bewering dat de standaardafwijking in de lengtemeting bij de foto- grammetrische methode onafhankelijk is van de lengte zal vermoede lijk niet iedere deskundige instemmen. Ook de stelling, dat de fotogrammetrie bij de projectie van grote verkeerswegen en kanalen geen lonende methode kan zijn is, gezien de ervaringen in Nederland, zeer aanvechtbaar. Het i:s voor de schrijver nog een open vraag of de toepassing van de luchtfotogrammetrie, aangevuld met terrestrische metingen, wel economisch verantwoord is. Hiervoor moeten onderzoekingen worden verricht. Aan de uitslag van dit onderzoek twijfel ik niet. Het is in ieder geval verheugend te constateren, dat men in Beieren

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 17