298 x 1X1(1 x x IXlC' (7) tg (a +b) - dan krijgt men, evenmin als dat bij (3) het geval was, de oorspronke lijke formule ab c o terug. Men vindt (a b) (bc 1) (ac 1) (ab c)-o. (c31) (1 +ö3) (1 b3) De breuk is een parasitische factor, die door de toegepaste bewer king is ingeslopen. Als schaalvergelijkingen van de a-, b- en c-punten leest men uit (6) af 1 a3 1 b3 c3 1 y fl2°2 Y Y /X2C i a3 1 b3 c3 1 Alle schaalpunten voor a b o oc hebben eindige X- en be waarden. Had men ab c geschreven als ab 1 o, d.w.z. had men D 1 genomen, dan was in de eerste der determinanten (6) het laatste element van de eerste rij 1 geworden en in de tweede deter minant het laatste element der tweede, resp. derde rij 1 a3 en 1 b3. Blijkens (7) zou dit impliceren, dat a b 1 in het on eindige wordt afgebeeld, wat in strijd is met de eis die wij aan het nomogram hebben gesteld. De vergelijking van de drager van de a- (&-)schaal krijgt men door uit thet eerste (tweede) stel vergelijkingen (7) a(b) te elimineren. Men vindt /t23 X3 Y3 /m22 XY o. Eliminatie van c uit het derde stel vergelijkingen levert dezelfde derdegraadskromme als drager van de c-schaal. Het nomogram in fig. 3 is geconstrueerd voor 140 mm en fi2 500 mm. In de reproductie van de ware grootte) is langs de a- en è-schaal een becijfering geplaatst die 10 maal zo groot is als bij de berekening volgens 1(7) is gebruikt. Die langs de c-schaal is ver menigvuldigd met een factor 100. De constructiedeterminant die bij deze becijferingen behoort is in de figuur vermeld. Een tweede voorbeeld van een formule waarvoor men een nomo gram kan construeren met drie schalen op dezelfde derdegraadskromme vindt men in de tangensregel uit de goniometrie: J.N tg0 tg a tg b Schrijft men deze als tg o tg b tg (a b) tg a tg b tg (a b) =0 en vergelijkt men deze uitdrukking met (4), dan is blijkbaar /(o)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 36