311
Lector N. D. Haasbroek behandelt de opleiding tot geodetisch-
ingenieur. Evenals het voorgaande, is ook dit artikel historisch ge
richt. Deze geschiedenis begint echter pas in 1891, toen een landmeter
eerste klas nog niet meer dan 2200.per jaar kon verdienen. Op
overzichtelijke en duidelijke wijze wordt deze hele geschiedenis voor
ons ontrold. Nog eens weer wordt duidelijk hoezeer de ontwikkeling
van het vak landmeten met de maatschappelijke status van de land
meter verweven is. Alle personen die hieraan het hunne hebben bijge
dragen, worden hierin met name en ere vermeld. Het was, zoals de
schrijver zegt, de geschiedenis van een taai volgehouden strijd van
nagenoeg zestig jaar, gevoerd door aan hun vak en wetenschap toe
gewijde idealisten.
Prof. dr. ir. W. Schermerhorn schrijft twee artikelen, waarvan
■het eerste „de, middelbare landmeetkundige als voorwaarde voor het
bestaan van de geodetisch-ingenieur" wellicht tot de studenten het
minst zal spreken, doch voor hen van de allergrootste betekenis is,
omdat naar mijn mening de mate waarin al. diegenen in den lande,
die mede zullen werken aan de plaatsbepaling van de geodetisch-
ingenieur en van de landmeetkundige middelbare technicus," de in dit
artikel gegeven gedachten zullen weten te verwerkelijken, bepalend
is voor het innemen van de juiste plaats van beide categorieën, en daar
mede voor de spanningloze en juiste toepassing van de geodesie in
het maatschappelijk leven. Het ware te wensen, dat allen die be
trokken zullen worden bij de opleiding van landmeetkundigen aan de
M.T.S. dit artikel zouden lezen en bestuderen. In vergelijking tot bv.
de civiel-ingenieur heeft de geodetisch-ingenieur zijn plaats nog niet
gevonden. Lagere landmeetkundigen zijn er in allerlei vormen. Daar
tussen moet een middelbare kracht worden gecreëerd, die eveneens een
•eigen plaats zal hebben te vinden. Prof. Schermerhorn constateert
het gevaar van een te klein verschil tussen de „landmeter" en de
„middelbare kracht" in het verleden, dat ten dele nog in het heden
voortleeft, en waarschuwt met klem tegen deze verkleining in de
toekomst door een verkeerde opleiding aan de M.T.S., waarbij men
dit onderwijs te zeer zou opschroeven. Moge deze waarschuwing
worden verstaan.
In zijn tweede artikel schrijft Prof. Schermerhorn over de geode
tisch-ingenieur, de Verenigde Naties en de wijde wereld. In korte trek
ken geeft hij het gevaar aan, dat bestaat voor de gehele wereld, door
het verschil tussen de 'haves en de have-nots in wereldverband. Hij
geeft enige beschouwingen over de technische hulp die door de Ver
enigde Naties wordt verleend, en waarbij voor de jongere geodetisch-
ingenieurs slechts in uitzonderingsgevallen, waarvan hij er enkele
noemt, een plaats is. Zoals wij dat van hem gewend zijn, heeft ook dit
artikel een moraliserende en opvoedkundige strekking. Enerzijds pleit
hij voor het er op uittrekken van jonge geodetisch-ingenieurs, ander
zijds voor begrip en waardering daarvoor bij de overheid. Hij meent,
•dat het feit, dat uit den vreemde komende ingenieurs, door de ambte
lijke organen niet worden gehonoreerd overeenkomstig de daardoor