312 verkregen dienstjaren, naast de onzekerheid ten aanzien van pensioen rechten, belemmerend werkt op de animo om naar het buitenland te gaan. Naar mijn mening heeft deze conclusie te veel betrekking op vooroorlogse verhoudingen. Enerzijds zijn de geodetisch-ingenieurs na de oorlog veel minder op ambtelijke functies aangewezen dan zulks met de vroegere civiel-landmeters het geval was. Anderzijds heeft de tegenwoordige jongere in de oorlog zoveel zekerheden zien wanke len, terwijl anderzijds de sociale zekerheid een zozeer tot het gehele volk, ook buiten de ambtelijke sfeer, uitgebreid gemeengoed geworden is, dat de zekerheid van pensioengerechtigheid voor de huidige cate gorie een veel kleinere rol speelt dan dit in het vooroorlogse Neder land het geval was. Ook de jongeren zullen dit artikel ongetwijfeld met grote belangstelling lezen. Hierna volgt een reeks artikelen over landmeetkundige ervaringen in het buitenland. De heer De Jong schrijft over zijn werk in Afga- nistan, Ir. P. Richardus over dat bij het Snowy-Mountains scheme in Australië, Ir. J. E- Alberda over landmeten in Noorwegen en Ir. P. M. Upperman over zijn werk voor de Colonial Survey Service in Nigeria. Stuk voor stuk uitstekende beschouwingen, die met graagte zullen worden gelezen. De directeur van K.L.M. Aerocarto N.V., de heer Th. J. de Bruin, geeft een duidelijk overzicht van de outillage van zijn bureau en van de door zijn dienst verrichte opdrachten. Als dit bureau binnenkort zijn intrek neemt in het nieuwe gebouw aan de Kanaalweg, zal het ook uiterlijk de representatieve plaats hebben gekregen, die het op grond van zijn positie in de Nederlandse landmeetkundige wereld verdient. Een geheel eigen plaats neemt de autobiografie van de heer M. Lunenburg in, die onder de titel „Beelden uit de carrière van een rimboelandmeter" zijn eigen landmeetkundige loopbaan beschrijft. Hij doet dit suggestief en openhartig, zonder een aantal uit jeugdige over moed begane foutieve taxaties te verzwijgen. Zijn levend relaas zal ongetwijfeld vele jongeren tot navolging prikkelen en een aantal tot lering strekken. Afgezien van een negental in het begin reeds terloops vermelde artikelen, besluit het boek met, een beschouwing van de heer H. R. Massink over „de geodesie in Suriname"het geeft een overzicht van de huidige stand van de kaartering, alsmede van het beschikbare in strumentarium en de mankracht. Naar Nederlandse maat gemeten staat de geodesie hier nog in de kinderschoenen. Het is te verwachten, dat het deze bij de toenemende belangstelling voor dit Rijksdeel spoe dig zal ontwassen. „Snellius" heeft met deze uitgave een taak verricht, waarvoor niet alleen de studenten dankbaar hoeven te zijn. De wens van de uitgever om U deze recensie direct na het verschijnen onder het oog te brengen, maakte dat mij slechts één weekend gegeven werd en ik het boek dus in één adem moest lezen. Deze, als een corvee gevoelde ver plichting, werd echter al spoedig tot een blijvend genoegen. Moge ik er in dit caleidoscopische overzicht in geslaagd zijn, ook Uw be-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1955 | | pagina 50