20 plan van toedeling, zodat door het schriftelijk treffen van een rege ling moeilijkheden worden vermeden. Een gelijke voorziening bevat de Ruilverkavelingswet 1954 ten aan zien van de pachter (artikel 18 lid 4). Is de grond namelijk verpacht, dan ontvangt alleen de pachter bedrijfsschadevergoeding, maar de eigenaar van de verpachte grond uiteraard niet. Deze ontvangt de hier boven vermelde vergoedingen met uitzondering van de bedrijfsschade vergoeding, aangezien hij geen bedrijfsschade heeft. Een tweede mogelijkheid tot sanering bevat artikel 10, lid 42), dat handelt over de over- en onderbedeling, welke over- en onderbedeling ook volgens de Ruilverkavelingswet 1938 mogelijk was. Alhoewel dit artikel niet in de wet is opgenomen ter sanering van kleine bedrijven, maar in eerste instantie om de landmeter bij het formeren van de kavels bij het plan van toedeling de behulpzame hand te bieden, kan zuiver de tekst van de wet gezien ook dit artikel nog wel eens uitkomst bieden. Maar voorzichtigheid is in dezen geboden, aangezien dit een uitzondering is op de hoofdregel van het evenredigheidsbegin sel, als is vastgelegd in artikel 10, lid 3, zodat men deze mogelijkheid tot sanering slechts in incidentele gevallen kan toepassen. In ieder geval mist dit artikel ten aanzien van de sanering elke betekenis, indien de plaatselijke commissie zelf reeds over voldoende grond beschikt, hetzij over grond verkregen krachtens toepassing van artikel 12, lid 3, hetzij over grond die door de Stichting tot het Beheeren van Land bouwgronden (S.B.L.) is verworven door aankoop en aan de plaat selijke commissie ter beschikking is gesteld. Hierop kom ik echter nog nader terug. Een andere in de wet opgenomen mogelijkheid tot sanering is ge legen in artikel 11, lid 1 3). Oorspronkelijk lag in artikel 12 jo. arti kel 14 van het wetsontwerp een veel grotere mogelijkheid tot sanering, mede omdat men alleen nog aan het oude schattingssysteem dacht. Immers volgens artikel 50 van het wetsontwerp (nu artikel 54) kunnen er werkzaamheden zoals ontginningen plaats vinden, waardoor de waarde van de grond aanzienlijk stijgt. Daar de eigenaar slechts recht heeft op een toedeling tegen ingebrachte waarde, kon het voorkomen bij het oude schattingssysteem dat toen alleen gehanteerd werd, maar waarvan de toepassing ook volgens de nieuwe wet nog mogelijk is dat de betrokken eigenaar na de ontginning wel dezelfde waarde 2) Van de bepaling van het derde lid mag worden afgeweken, indien zij de totstandkoming van een behoorlijke ruilverkaveling in de weg zou staan. Deze afwijking mag tegen de wil van de eigenaar of van degene die op het onroerend goed een recht van hypotheek of van grondrente heeft, niet meer bedragen dan vijf ten honderd van de watfrde, waarop de eigenaar ingevolge het derde lid aanspraak heeft. 3) Onder waarde wordt in art. 10 verstaan de waarde, bedoeld in art. 57, eerste lid, zoals deze op grond van de schatting is komen vast te staan. Indien evenwel tengevolge van de in art. 54 genoemde werkzaamheden een waardever andering ontstaat, kan de plaatselijke commissie hiermede bij de toedeling reke ning houden. Op verzoek van de eigenaar vindt echter verrekening in geld plaats op grondslag van die waardeverandering, voorzover het belang van de ruilver kaveling zich hiertegen niet verzet.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 22